Koortsachtig zocht Sjors naar een vuilniszak of zo’n grote shopper van de Jumbo. Iets waterafstotends in ieder geval om zijn moeder bij elkaar te houden die ieder moment uit elkaar kon spatten. Drie weken was ze nu dood en haar lichaam lag er, laten we eerlijk wezen, niet meer zo frisjes bij. De blos die hij met wat rouge uit haar make-up tasje op haar wangen had geveegd, begon uit te lopen. Het leek wel alsof haar wangen naar binnen werden gezogen en af en toe vloog er een vlieg naar binnen en weer naar buiten door haar half geopende mond.
Sjors miste zijn moeder iedere dag. Normaal gesproken zouden ze rond deze tijd van het jaar saampjes bij de kerstboom zitten, zij een glaasje prik en hij een pilsje. Dan plakten ze feestelijke glitters op de kerstkaarten die ze van origami hadden gevouwen. Sjors hield van dinosauriërs, zijn moeder maakte het liefst dolfijnen, want dat waren de vredelievendste dieren op aarde volgens haar. Sjors hield wijselijk voor zich dat hij op tv had gezien dat ook dolfijnen zich wel eens te buiten gingen aan groepsverkrachtingen en schoof uiterst voorzichtig een papieren Tyrannosaurus rex in een envelop. ‘Moet dat nou met kerst,’ zei zijn moeder dan, maar als de kaart naar tante Gerrie ging vond ze het prima.
Bezoek kwam er niet in, ze hadden elkaar. Het was vroeger nog wel eens voorgekomen dat de zussen van zijn moeder zo hadden aangedrongen dat ze uiteindelijk waren gezwicht en ze doodongelukkig aan het diner zaten. Maar dat overkwam hen niet meer, de stekker ging uit de huistelefoon, de deur ging op slot en zijn moeder stopte broodkruim in het gat van de kalkoen die Sjors ieder jaar bij de poelier haalde.
Maar toen ging ze dood en smeekte ze hem haar niet alleen te laten. ‘Zet me niet buiten de deur, jongen,’ zei ze. ‘Laat mij maar lekker thuis.’ Natuurlijk deed Sjors wat ze zei, moeders wil was wet. Hij timmerde een kist in elkaar en schoof moeder met kist en al in het rommelkamertje op zolder waar ze toch nooit kwamen.
Op de radio werd gesproken over de warmste decembermaand sinds 1934. ‘Dat hoef je ten minste niet meer mee te maken, mams.’ Zijn moeder hield van een witte kerst en had nooit erg goed met tegenslag om kunnen gaan. Vorig jaar had Sjors een zak nepsneeuw bij de Gamma gekocht en over zijn moeder heen gestrooid toen ze nietsvermoedend de woonkamer binnenkwam. ‘I’m dreaming of a white Christmas. Just like the ones I used to know. Where the treetops glisten and children listen,’ zong hij met een kerstmuts op zijn hoofd. Zijn moeder had gehuild van geluk.
Dat was vorig jaar. Sjors schikte de kerstmuts op haar hoofd en sloot net als iedere avond zachtjes de deur van het kamertje achter zich. ‘Welterusten mama.’