Ze geeft een kus op de snuit van zijn knuffeltijger en hij pakt hem uit haar handen om tegen zich aan te drukken. Het Frozen-dekbedje wat hoger onder zijn kin. Nachtlampje in de vorm van een brandweerauto.
‘Morgen is het vrijdag,’ zegt hij.
‘Heel goed. En wat nog meer?’
Hij weet het niet. Hij wacht tot ze het antwoord zelf geeft.
‘Eén april.’
‘Kikker in je bil?’
‘Ja, die. Leuk hè?’
Hij knikt en zij aait zijn haar uit zijn gezicht. Ze staat op.
‘Op een kiertje?’
Ze houdt haar vingers in de lucht om het kiertje na te doen en hij maakt hetzelfde gebaar maar met een kleinere hand – kleiner kiertje. Ze loopt de gang op en probeert het kiertje precies groot genoeg te maken.
‘Mama?’
Deur weer open.
‘Ja?’
‘Ga jij ook een grap maken met mij?’
‘Wil je dat?’
‘Jaaa,’ en even denkt ze dat hij rechtop gaat zitten uit enthousiasme maar hij doet het niet – gelukkig.
‘Ik zal een hele grote grap bedenken, goed? Voor jou alleen. Slapen nu, ja? Lekker slapen.’
En de deur op het kiertje.
Ze drinkt nog een kop thee met de televisie aan. Ze eet nog een koekje van de geheime bovenste plank, ze overweegt een gezichtsmasker maar gaat na het tandenpoetsen lezen in bed.
Nog voor de wekker ‘s ochtends gaat springt hij bovenop haar.
‘Mama mama mama!’
Ze hoest.
‘Mamamamamama, máma!’
‘Ja… ja?’
‘Hoe deed je dat?!’
‘Wat?’
Hij lacht, hard en lang en kruipt onder haar dekens met zijn koude voeten, legt zijn hoofd op haar buik.
‘Wat is er?’
‘Echt een grappige grap,’ klinkt het gemoffeld tegen haar slaapshirt.
‘Ik weet van niks.’
‘Ik heb het al gezien hoor, dus.’
‘Wat heb je gezien?’
‘Dat kán helemaal niet in de lente,’ en hij rolt onder de dekens vandaan. Hij duwt zijn tijger tegen haar gezicht.
‘Hoe deed je het? Is het pluisjes? Ooooof… poedersuiker? Heb je een koelkast gemaakt om het huis?’
Het duurt nog een paar minuten voor ze samen gaan kijken. De regenton heeft een dun knisperig laagje en middenin de tuin staat de magnolia, nog maar net in de bloei.