Donny dekt hem nog even toe en krabbelt over de kop die uit de handdoek steekt. Even kijkt hij opzij, de leegte in. Het is een stralende ochtend. De trein zou twee minuten geleden komen en het bord geeft nog geen vertraging aan. “Daar gaan we jongen”. Victor draait zijn kop heen en weer en kleppert wat van tevredenheid. Donny glimlacht.
De rails beginnen te fluiten. Eerst zacht en naarmate de gele vlek dichterbij komt herkent Donny het geluid van ijzer op ijzer. De trein stopt precies met een van de deuren voor Donny en Victor. “Ha, da’s al mazzel” zegt Donny. Victor is inmiddels in slaap gevallen in zijn armen. Donny wiegt hem als een baby en houdt hem met zijn kop tegen zijn hart aan. Als hij hoort dat ik rustig ben, blijft hij dat ook, denkt hij. De anderen die zich om de deur verzameld hadden om in te stappen, kijken van een afstand naar Victor. Als de uitstappende passagiers weg zijn stapt Donny in. Genoegzaam kijkt hij uit het raam, dan naar Victor en dan weer uit het raam. De fluit klinkt en de trein rijdt weg.
“Je eerste tripje in de trein en je slaapt Vic. Het zal niet”. Donny giebelt wat. Aan de andere kant van de coupé komt de conducteur binnen. Donny zoekt wat naar zijn telefoon om het kaartje te laten zien. Als hij opkijkt ziet hij dat de conducteur al naast hem staat. “Meneer, heeft u een kaartje voor eh… wat is het?” “Wíé zult u bedoelen. Voor Victor,” hij krabbelt weer over Victor’s kop. “Nee, geen kaartje voor. Ik zag alleen treinkaartjes voor honden. En dit is geen hond, ziet u.” De conducteur gaat door zijn knieën en kijkt naar Victor. Dan kijkt hij weer naar Donny, zijn wenkbrauwen wat opgetrokken. “Ik bel toch even met het hoofdkantoor meneer. Ik weet namelijk niet of Victor wel de trein in mag.” “U belt maar.” Donny kijkt naar het slapende hoopje in zijn armen en wikkelt de handdoek opnieuw over zijn lijf.
De conducteur belt. De wektoon klinkt door de coupé. “Godsakke, dan zeggen ze dat je ze altijd kunt bellen bij een calamiteit of een rariteit. En als die rariteit zich dan presenteert en je belt zitten ze weer aan de havermelkcappuccinos”. De trein vertraagt. De borden van het volgende station zijn te zien. Nog mopperend loopt de conducteur naar beneden. Donny loopt naar de andere kant van de coupé. Als hij uit de trein stapt, hoort hij de conducteur naar hem roepen. In de verte gaat een telefoon, maar Donny hoort het niet. Hij versnelt zijn pas. Vanmiddag nemen ze de taxi terug.
Door Jacky Kuiper