Vandaag is een dag als alle andere. Je bent vroeg wakker geworden, ver voor de dageraad uit. Na een leven lang vroeg op hebben moeten staan, krijg je die gewoonte niet je lichaam meer uit. Je bent in je ochtendjas voor je slaapkamerraam gaan staan en je hebt naar buiten gekeken, naar de tuin. Het huis was stil om je heen.
Vandaag is een dag als alle andere. Je woont alleen, daar ben je goed in. Dat komt mooi uit, want je hebt ook geen andere keuze. Soms denk je dat je nog wel aan een andere man zou kunnen wennen. Gewoon iemand die er ook is, iemand om ’s ochtends naar te glimlachen aan de ontbijttafel. Je denkt dat je daar nog wel aan zou kunnen wennen, maar je weet dat het er niet in zit. Dat niemand om je heen daar mee om zou kunnen gaan. Dat protocollen en eeuwenlange gewenning het zo goed als verbieden, en dat het gewoon alle trammelant niet waard zou zijn. Voor die paar jaar.
Vandaag is een dag als alle andere. Je ontbijt en leest de krant. Je trekt onkruid uit de perken van je tuin. Er is altijd genoeg te doen. Aankomend weekend geef je een feest voor je familie en je vrienden, die graag deze verjaardag met je willen vieren. Ze zijn bijna allemaal jonger dan jijzelf, maar dat is onvermijdelijk na zo lang. Het zijn mensen van wie je houdt en die je vertrouwt, aan wie je met een gerust hart de toekomst laat.
Je weet niet goed hoe de mensen over je denken. Je hebt je best gedaan. Je hebt een plek ingenomen omdat van hogerhand was bepaald dat je dat moest doen. Jouw positie was er lang voordat jij er was, en je hebt geprobeerd je naar je rol te voegen. Alles wat niet goed paste heb je bijgeschaafd, en daar waar de mal waar jij in moest passen veel te groot bleek, heb je jezelf opgepompt en uitgezet. Je weet niet of het genoeg is geweest. Er zijn momenten geweest dat je voelde dat het hele volk je omarmde en optilde. Maar of dit was om je te troosten, of om je tegen het licht te houden, dat heb je nooit zeker geweten. Het leek in elk geval vooral te gebeuren wanneer jou iets ergs was overkomen.
Op een steenworp afstand van je huis ligt een graf. Jou is het ergste gebeurd dat een moeder kan gebeuren. Je gaat er dagelijks heen, je plant bloemen en snoeit planten. Binnenkort komen de lenteklokjes weer uit, die zo mooi kleuren bij de eenvoudige, lichtgrijze steen. Die kleine bloemetjes die enerzijds helemaal niets veranderen aan het kille feit van je zoons dood, en die anderzijds meer uitmaken dan je van tevoren had kunnen vermoeden. Ook vandaag zul je erheen gaan. Dit is de enige manier die je kent om met je verdriet om te gaan: door het recht aan te kijken en door niet te knipperen. Andere manieren zijn er niet.
Vandaag is een dag als alle andere. Als het straks donker wordt zul je weer even voor je slaapkamerraam gaan staan, net zoals je er vanochtend stond. Dan kijk je naar de zon die hopelijk nog even door de wolken heen breekt. De laatste zonnestralen van de dag verlichten altijd precies het graf. Dan sluit je de gordijnen, en begin je je klaar te maken voor de avond.