Ze kwamen in het holst van de nacht. Met donkere overalls over hun kleding en bivakmutsen op hun hoofd. Ze slopen door de zwarte schaduw langs de achterzijde van het tankstation. Bij de hoek hurkte de leider neer en stak een hand op; de anderen stopten. Toen hij constateerde dat de kust veilig was, gebaarde hij de anderen hem te volgen.
Ze waren met z’n tienen. Ze verspreidden zich over het hele terrein. Ze hadden donkere verfblikken bij zich, rollers, ladders. De leider keek op zijn horloge. ‘Over twee uur komt de zon op. Go!!’ riep hij, en met militaire precisie gingen ze aan de slag. Tien deksels werden losgewipt. Tien rollers werden in de verf gedoopt. Tien ladders werden uitgeklapt zodat ook de overkapping bereikbaar werd.
Ze namen alles onderhanden: de pompen, de slangen, de zuilen, het wegdek, het dak. Zelfs de Select Shop moest eraan geloven.
‘Nog dertig minuten!’ riep de leider, en de inspanning verdubbelde. Toen de laatste minuten wegtikten, werden de ladders ingeklapt, de rollers uitgeschud, de resterende verfpotten leeggegoten in de sloot achter het tankstation.
‘Vier, drie, twee, een, tijd!’
Precies op dat moment verscheen de rand van de zon boven het polderland. De ploeg rende naar het busje. Haastig deden ze de zwarte overalls uit, trokken de stropdassen recht die eronder zaten. De leider keerde zich om en keek bewonderend naar de klus die ze in één nacht hadden geklaard.
Het hele tankstation was groen.