Zijn moeder had hem opgezocht, zoals beloofd. Tijdens het bezoekuur lachte ze naar hem alsof ze aan de keukentafel zaten, vertelde ze over de kinderen van zijn zus, dat ze nu zelf hun veters konden strikken, en over de tuin waar de bonen eindelijk groeiden. Ze kon geen foto’s laten zien, haar telefoon was verboden in de bezoekersruimte.
Hij vroeg of ze de volgende keer een paar echte foto’s wilde meenemen en ze beloofde dat te doen, als ze ergens een oude camera kon vinden.
‘Iets printen kan ook,’ zei hij.
Ze dacht even na en zei toen: ‘Vroeger gebruikten we een keer fotonegatieven om naar een zonsverduistering te kijken. Het werd heel stil en donker.’
De blik op haar gezicht was hem bijgebleven. Ontspannen, dromerig. En ze zei: ‘Als je geluk hebt maak je er in je leven één mee.’
Toen ze afscheid namen knuffelde ze hem en hij had gevoeld dat ze dunner was dan haar kleding deed vermoeden, haar hoodie bleek een slobberende huls.
Dat was het moment dat hij besefte dat ze niet veel vaker op bezoek zou komen.
De begrafenis was mooi, zei zijn zus. Zij kwam nu langs, als vervanger voor hun moeder, maar het was niet hetzelfde en ze had ook geen foto’s bij zich. Hij vroeg haar te vertellen over alle nieuwe dingen in haar leven, maar ze kwam niet verder dan: ‘Gaat goed, hoor.’
‘Kom je vanaf nu elke maand?’ vroeg hij.
‘Het is een lange rit,’ zei ze. ‘En ik kan niet altijd vrij krijgen.’
Hij snapte het en knikte.
Het duurde vier bezoekrondes tot ze weer kwam en hij vroeg niet meer naar de foto’s.
‘Heb je het gehoord?’ zei hij.
‘Wat?’
‘Er komt een zonsverduistering.’
‘Wanneer dan?’
‘Over een week. Ga je kijken?’
Ze haalde haar schouders op. ‘Ik denk dat ik moet werken.’
‘Heeft mama je weleens verteld over die zonsverduistering?’
Zijn zus keek omhoog, alsof ze de zon door het dak kon zien. ‘Wat was er dan?’
Hij vertelde over het negatief van het fotorolletje en de blik op hun moeders gezicht.
Zijn zus zei: ‘Ah, oké.’
En ineens was de afstand tussen hen heel helder en misschien kwam dat wel doordat de baarmoeder waar ze allebei waren uitgekomen niet langer bestond.
De dag dat het zover was, keek hij omhoog, naar het plafond van zijn cel dat tussen hem en de zonsverduistering hing, net zoals de maan nu tussen de aarde en de zon moest staan.
Hij probeerde het voor zich te zien, hoe er een steeds grotere hap uit de zon werd genomen, maar hij zag alleen beton.
Roddia Rumahloine