Phil kijkt naar de volslagen vreemden die een hoek van zijn woonkamer omtoveren in een tv-studio. De wand wordt aan het zicht onttrokken door een groen scherm. Daar wordt straks de nodige informatie op geprojecteerd. Felle lampen worden neergezet, een joekel van een camera op een statief geplaatst. Achter hem frommelt een vrouw, een jong meisje eigenlijk nog, onder zijn jasje om de zender van het microfoontje dat ze zoeven aan de boord van zijn jasje spelde weg te werken. Het is bijna alsof hij er zelf helemaal niet is. Alsof hij uit zijn lichaam getreden is, er nog slechts een leeg omhulsel van hem bestaat en hij het hele gebeuren van een afstandje waarneemt.
Hij veegt zijn vingers over zijn handpalmen, maar die blijven klam. Hij voelt hoe het zweet van onder zijn oksels de mouwen van zijn overhemd in gutst. Lichtblauw, had zijn vrouw hem geadviseerd. Anders zie je er zo ongezond bleek uit. Phil heeft even geen spiegel binnen zijn bereik, maar hij weet vrij zeker dat hij er alsnog ongezond bleek uitziet. Zijn hart gaat zo tekeer dat hij vreest dat het bonzen door zijn jasje te zien is. En erger nog, dat het straks bij elk woord dat hij uitspreekt te horen is.
Phil is gevraagd om zijn licht te laten schijnen over het drama van deze ochtend. Een drama dat hij nu al zo vaak heeft meegemaakt. Te vaak. Toen hij nog in dienst was kon hij zich begraven in de onderzoeken, de dossiers, de analyses. Afstand nemen, niet geraakt worden, het was werk. Sinds hij met pensioen is lukt hem dat niet meer. Hij krijgt alles mee, ongefilterd, elke dag opnieuw. Vanochtend was het weer raak. En nu moet hij er wat over zeggen, maar wat in godsnaam. Wat moet hij nog zeggen dat niet al honderden keren is gezegd, ook door hem. Iedereen weet wat er gedaan moet worden, maar niemand doet het.
Hij neemt plaats voor de camera. Een laatste check, een laatste kwast over zijn wangen. ‘We zijn live met de studio in 3… 2…’, een vinger wijst zijn kant op. Zijn adem stokt, hij denkt aan wat er vanochtend is gebeurd, hij weet uit ervaring hoe het eruit moet hebben gezien. Het bloed. De levenloze lichamen. Kinderen nog. Hij denkt aan zijn eigen neefjes en nichtjes van dezelfde leeftijd. Hij weet dat vandaag het verdriet overheerst, de verontwaardiging, maar dat alles morgen gewoon weer als vanouds verder gaat. De camera’s draaien, duizend onzichtbare nagels krassen over zijn ziel. Phil kan niet meer. Het is op. Hij is op. Voor het oog van de wereld breekt hij.