We speelden uit tegen Voorwaarts en ik had de tas met de tenues en alle spelerspasjes. Ik sprong precies op tijd op de fiets, toen teamgenoot Mario een bericht in de groepsapp plaatste. ‘Heeft iemand een scheenbeschermer over?’ Meteen daarna verscheen een tweede bericht: ‘Dirk?’ Ik dacht na. Voor zover ik wist bezat ik alleen de twee met mijn eigen schenen corresponderende beschermers. Maar blijkbaar vermoedde Mario dat ik er ergens nog een had liggen. Dat vond ik op zich geen rare aanname van Mario, want mijn hele huis lag tjokvol onbruikbare troep. Daar zou zomaar eens een enkele scheenbeschermer tussen kunnen liggen. En zonder een compleet setje scheenbeschermers mochten we Mario niet opstellen. En zonder Mario waren we met tien. Ik appte terug: ‘ik zal even kijken.’
Ik begon in de schuur. In de kast met troep lag naast een stel cricketbats in een prop oud beddengoed een kleinere uitvoering van Dick Advocaat te slapen. De kleinere uitvoering van Dick Advocaat werd wakker van mijn gerommel. ‘Hm?’ vroeg hij. Ik schaamde me voor mijn onbeschaamdheid. ‘Sorry,’ zei ik, ‘ik was op zoek naar iets anders.’ De afzwaaiend bondscoach draaide zich op zijn zijtje en zei: ‘Ja. Dan zoek je ook maar ergens anders.’
Op zolder trof ik in allerlei plastic tassen met troep nergens een scheenbeschermer. Wel zag ik dat de vloer in een hoek achter een aantal vergeten stereotorens erg vochtig was. Lekkage, misschien. Er groeiden een stel zacht neuriënde zwammen uit de rottende vloer. Ik had geen tijd om te bedenken wat ik daarvan vond. Of ik er überhaupt iets van vond. Maar ik nam me voor om de buren meteen na de wedstrijd te waarschuwen en te checken bij de woningbouwvereniging wat er moest gebeuren in geval van lekkage, houtrot en neuriënde zwammen.
Maar nu moest ik echt naar Voorwaarts. Ik nam een plastic vel met vuilniszakdichtbindpiemeltjes uit een keukenkastje en besloot dat het best dienst kon doen als scheenbeschermer. Ik fietste zo hard als ik kon, maar ik bleek veel ouder te zijn dan ik dacht. Bij het stoplicht op de Jutfaseweg werd ik aangesproken door schrijver/presentatrice Teddy Tops. Teddy Tops zat op een scooter en nam de tas met de tenues en de spelerspassen van mijn stuur. Ze zei: ‘Luister, ik moet een debat leiden in Ekko, maar ik ben mijn stem kwijt. Ik regel dit verder wel. Iedereen is op de hoogte.’ Ik keek haar na en realiseerde me dat de vuilniszakdichtbindpiemeltjes nog in mijn jaszak zaten.
Het was bomvol in Ekko. Zowat iedereen die ik ken was er. Tot mijn verbazing zag ik ook een aantal van mijn teamgenoten. Ik besloot om me er niet meer druk over te maken. Dat voelde fijn. Ik stapte het podium op. Iemand gaf me een microfoon. Vanuit de zaal riep mijn vriendin: ‘niet Herman van Veen imiteren!’ Na mijn schuchtere ‘hallo’ was het even stil in de zaal. Daarna barstte er een oorverdovend gejuich los. Iemand riep: ‘ontwapenend!’
De debaters zaten op een bank en wilden zichzelf om privacyredenen niet voorstellen. Dat kwam goed uit. Nu hoefde ik geen namen bij gezichten te onthouden. Sowieso hoefde ik niet zoveel te doen. De debaters hadden veel zin en in een mum van tijd wemelde het van de argumenten. Mensen uit de zaal deden ook hun zegje. Het debat ging over een schimmig gebied, daar was iedereen het wel over eens. Maar verder werd er stevig van mening verschild. Ton Boot was er ook. Ik herkende hem aan zijn stem. Ton Boot was het steevast met de vorige spreker eens. Op een gegeven moment was mijn vriendin het beu. Ze gaf Ton Boot een klap. Zijn wenkbrauw scheurde open. Ik dacht: nu moet ik ingrijpen. Ik zei: ‘niet elkaar slaan, hoor.’ ‘Hoezo niet,’ zei de bloedende Ton Boot verontwaardigd. Het werd doodstil in de zaal. Iedereen keek boos naar mij. Koortsachtig zocht ik naar een argument. Ik zei: ‘Knip knap knee.’
Teddy Tops appte dat we verloren hadden van Voorwaarts. ‘Sorry.’ Ik stuurde terug dat het niet gaf.
Ik lag in bed. Regen sloeg tegen het raam. Ik dacht aan Dick Advocaat in de schuur. Misschien moest ik hem een kopje soep aanbieden? Ik besloot om toch maar gewoon in slaap te vallen. Dickie redde zichzelf wel. Daar had hij mij echt niet voor nodig.