‘Of we houden er gewoon helemaal mee op,’ zei Teun. Hij gooide zijn troffel tegen een boomwortel. ‘Ik zie er op deze manier weinig meer in.’
‘Maar nee,’ zei Emmy. ‘Dat het even moeilijk is, betekent niet dat we het bijltje er maar bij neer moeten gooien.’
Emmy droeg haar bijl in een stevige katoenen hoes op haar rug. Niemand zou haar ervan kunnen overtuigen het werk neer te leggen.
‘Wat is dan je plan? Gaan we de hele nacht voor ons venster zitten? Niets doen? Naar buiten staren, wachten tot het licht is, tot we kunnen slapen?’
Teun schudde zijn hoofd. Hij wist ook niet hoe het moest. Wat hij wel wist, is dat het steeds vaker gebeurde dat iemand het werk niet meer aankon. Sommigen deden hun werk minder goed, raffelden het af, anderen vertrokken al uren voor de zon opkwam. Het vergrootte de druk op de teams, waardoor nog meer van hen het werk als een te zware belasting begonnen te ervaren.
‘Het duurt al meer dan een half jaar,’ zei hij. ‘We houden dit niet vol. We moeten stoppen. Ik zie geen andere optie.’
De anderen, die tot nu toe stilletjes naar het gesprek tussen Teun en Emmy stonden te luisteren, begonnen door elkaar heen te praten. Over hoe mensen leden onder de stress van een pandemie, hoe vermoeid ze waren geworden en over hoe ze steeds meer hulp nodig hadden. Over hoe onhaalbaar het was geworden die hulp nog te bieden. Over hoe leuk het werk vroeger was, hoeveel energie ze kregen van mensen die dankbaar waren voor hun ondersteuning. Over hoe tegenwoordig soms hele projecten mislukten, doordat ze er met te kleine ploegen aan begonnen.
Over hoe Jens, zeker niet de zwakste, al zes dagen niet uit bed was gekomen, alleen maar kon huilen, zijn baard niet meer kamde
Emmy sloot haar ogen en balde haar vuisten. Dit mocht niet gebeuren. Het zou voor het eerst sinds ver voor de hoogtijdagen van het Romeinse Rijk zijn dat het werk stilgelegd werd. Dit kon niet werkelijk gebeuren. Teun liep naar haar toe, pakte haar bovenarm vast. Emmy opende haar ogen, en rukte haar arm los. Ze voelde of haar puntmuts recht zat, controleerde of ze haar bijl stevig omhad en liep richting de stad, zo snel als haar kleine benen haar konden dragen.