Eigenlijk drinkt hij alleen nog maar uit vaderlandsliefde. Behalve drinken doet hij verder niets. Wanneer de dorst al gelest is, loopt hij weer naar de koelkast en haalt er een fles wijn uit die hij zuchtend ontkurkt en aan zijn mond zet. Sinds zijn vrouw en dochters zijn verhuisd is er genoeg ruimte in de koelkast. De gordijnen zijn gesloten, soms steekt hij een kaars aan en kijkt hij naar hoe het licht op de lege flessen valt. Als het veel flessen zijn balt hij zijn vuist en mompelt hij ‘yes’.
Hij drinkt zodat de overheid een extra zakcentje verdient en wegen kan bouwen, straatverlichting kan laten branden en het leger van nieuwe tanks kan voorzien. Een slordige rekensom leert dat hij in zijn eentje al drie bruggen bij elkaar heeft gedronken en dat door hem zeker zestien pontjes heen en weer kunnen varen.
Van collega’s heeft hij al tijden niets meer gehoord. Op vrijdagmiddagborrels wordt hij niet meer uitgenodigd.
Hij probeerde zijn dochters ook te laten drinken. Ze weigerden omdat ze zeiden dat ze de volgende dag gewoon naar school moesten en dat ze geen katers wilden hebben wanneer ze met hun vriendinnetjes gingen spelen. Zelfs een glaasje advocaat wilden ze niet. Nadat hun moeder ze had meegenomen duurde het nog een week voordat hij ontdekte dat ze weg waren. Hij zit op de bank en drinkt met een ongelooflijk trots gevoel. Als iedereen zich zo voor het land zo inzetten als hij dan… Hij weet even niet meer waar hij aan dacht. Hij pakt de fles weer op en zet hem aan zijn mond. Als hij snel genoeg drinkt hoeft hij de fles niet terug te zetten in de koelkast en blijft hij lekker op temperatuur.