Toen Donnie voor de zoveelste keer werd verward met Babe, het olijke showbizzvarkentje, knapte er iets in hem:
Hoe vaak moest hij dit nog uitleggen?
Ja, hij was geboren uit een varkensmoeder, een wetenschappelijk experiment, maar nee, hij was geen varkentje.
‘Ik ben geen varkentje, ik ben Chimaer, Donnie Chimaer.
En dat is niet hetzelfde als een muilezel!’.
Hij had er tabak van, meer dan tabak.
Echte vriendjes had Donnie niet. ’Nooit gehad, niet nodig.’
Vriendjes wilden dingen en dat stond Donnie alleen maar in de weg.
‘Vanaf vandaag gaat het alleen nog maar om mij!’ riep hij.
‘Vanaf vandaag is het Donnie op nummer één!’ En hij knorde vervaarlijk.
Hij begon in het vastgoed.
Daar deed hij handige dingen met geld.
Zijn staartje krulde van plezier, zo lustte hij er nog wel één.
Hij kocht en deed van alles: hotels, sportclubs, boten, kuddes modellen uit het Oostblok.
Hij speelde in films, ontsloeg mensen, bouwde torens, maakte kinderen, betaalde geen belasting
en er werd zelfs een nachtvlinder naar hem genoemd.
Die Donnie.
Wetenschappers hadden ernstig hun twijfels over hoe slim het was geweest Donnie Chimaer los te laten.
Hadden ze hem niet gewoon, zoals dat gaat met wetenschappelijke experimenten, in een kooitje
met vier ratten met suikerziekte en een oor op hun rug moeten laten zitten?