Als kind wilde Wim al het liefst chargé d’affaires worden. Hij had daarover gelezen in een boek of hij had een oom. Chargé d’affaires moest hij zijn.
Het was dan ook een behoorlijke domper dat, toen hij het uiteindelijk werd
chargé d’affaires
toen hij dat dan was
dat hij toen met al zijn plannen en voornemens – want daar zat hij vol mee
door een man
een slordige stapel van een man
met een gekanteld gebit
en wild oogwit
zo’n man
met zijn tovaritsjen
die aangestampte, uitgestulpte
gele
Lev en Igor
iedereen zwetend
in de Oekraïne zwetend
de drie amigo’s
en die gribus met zijn brilletje
de heilige
de ademinhouder
het overhemd
de hagedissen en de leguanen
de verkreukelde waarheid
het was een behoorlijke domper
dat hij toen het nodig was
en haast geboden was
dat hij toen
net als de rest van de wereld
zijn werk gewoon niet kon doen