Mijn werk bestaat uit controleren of de servers niet overbelast raken. Dat is erg makkelijk voor iemand als ik. Ik ben cum laude afgestudeerd in de technische informatica, maar mijn naam schrikt de grote Amerikaanse databedrijven af. Daarom controleer ik servers. Dat doe ik door naar de nullen en de enen te kijken. Ik hou veel tijd over.
Mijn djinn kwam bijna een jaar geleden naar me toe. Hij kon me eerst niet vinden. Hij kwam ruim tweehonderd kilometer te noordelijk terecht, in een dorpje bij het IJ. Daar botste hij op een dakpan. Een harde klap, de dakpan brak, het dorp in rep en roer. Maar tegen de tijd dat de eerste journalisten op de stoep stonden had de djinn allang zijn inschattingsfout ontdekt en had hij koers gezet naar het zuiden. Naar mijn slaapkamer.
Daar staat de djinn ’s nachts, in de hoek, tegen me te praten. Aanvankelijk was ik bang en probeerde ik het bestaan van de djinn te ontkennen: het kussen over mijn oren, het licht aan, neurieën. Maar als ik dan uiteindelijk, met mijn zweterige hoofd onder het kussen en met het licht aan, in slaap viel, zocht de djinn me op in mijn droom.
Mijn djinn lijkt op Mick Jagger – grote grijnzende smoel, mager lijf, schokkerige bewegingen – maar dan met ogen waar rood licht uit schijnt en lange nagels die de kromming van zijn hand volgen en tegen de muur tikken als hij me druk gebarend uitlegt wat de plannen zijn. De djinn zorgt ervoor dat ik groter ben dan mezelf. Dat ik tot grotere dingen in staat ben. Ik ben de djinn dankbaar voor al zijn ideëen.
Als de nullen en de enen morgen gaan doen wat ik geprogrammeerd heb, gaat de wereld uit. Alle nullen en enen bij elkaar zijn nu eenmaal groter dan wij zelf. Mensen zullen geen idee hebben wat ze overkomt. Het zal helemaal donker zijn. De wereld op zwart. Alleen de twee rode, lichtgevende ogen van de djinn die op Mick Jagger lijkt zullen te zien zijn. En mensen die goed luisteren zullen in de verte horen klinken: “I can’t get no satisfaction / and I try / yeah I try / but I can’t get no satisfaction”.
Morgen is het precies twintig jaar geleden dat mijn vader overleed. Hij kent me alleen als kind, niet als volwassen man. Mijn grootste angst is dat hij me straks niet herkent.