Hard heb ik eraan gewerkt, aan de acceptatie dat dingen gewoon verdwijnen, zonder reden. Van nature ben ik een chaoot en de energie die het kost om dingen te zoeken, me op te winden over dat ik nooit iets kan vinden, kan ik beter gebruiken. Als ik iets niet direct in mijn blikveld heb liggen, is het weg. Ik haal mijn schouders op, wat jammer nou, volgend bezit beter. Het is beter om kort te rouwen dan om uren te zoeken.
Dingen duiken op, dingen raken kwijt. Soms orden ik mijn kledingkast en blijk ik gewoon alles nog te hebben. Ik draag een week mijn lievelingstrui en dan, zoals dat gaat, trekt die zich terug, ik weet niet waar. Als ik oude foto’s bekijk, zie ik spullen en kleren en vraag ik me kort af waar die gebleven zijn, voor ik besluit dat ze waarschijnlijk gewoon zijn opgelost, op een dag.
Levende dingen komen meestal vanzelf terug, die hebben een keuze en melden zich op een bepaald moment wel. Ik sta er niet om bekend dat ik mens en dier gemakkelijk van me vervreemd. Maar Berry deed dat op een dag dus niet.
Hem heb ik wel gezocht, natuurlijk, toch zeker een kwartier. Daarna heb ik koffie gezet en met het kopje in mijn hand een tijdje uit het raam zitten staren. Toen ben ik zijn terrarium gaan opruimen. Het klimrek dat ik zelf voor hem bouwde, heb ik bewaard, de rest ging op Marktplaats. Zelfs zijn blauwe waterbad.
Nu is hij weg. Zo gaat dat. Volgend bezit beter.