Ik ben erin getrapt. Alleen ik. Jaren tachtig. Koude oorlog. Iedereen wist dat de Amerikanen niet de Russen en de Russen niet de Amerikanen zouden gaan plat-atoombombarderen. Iedereen wist dat, behalve ik. Iedereen ging demonstreren – voor de gezelligheid. Alleen ik was daar op het Museumplein om met mijn aanwezigheid te voorkomen dat de twee Gevaarlijke Grootmachten van de Koude Oorlog een Warme Oorlog zouden gaan maken. Met al die bommen, Europa als slagveld. Ik was de enige die de vijandige vinger al op de knop zag liggen. Alle anderen wisten dat het theater was. Kouwe drukte. Boeken werden verspreid over wat te doen als de Bom valt. Ter vermaak van de volkeren – alleen ik oefende met het schuilen onder mijn bureau. Vanwege het naderende einde van de wereld plande ik geen toekomst. Terwijl mijn snuggere leeftijdgenoten bankier werden. Of plaatwerker. Of meester in de andragogie.
En nu, nu ik doorheb hoe het werkelijk zat met die koude oorlog en ik eindelijk – voorzichtig – aan een toekomst durf te denken, beginnen ze weer een nieuwe koude oorlog. Maar deze keer zonder mij! Ik trap er niet meer in.
Over welk nieuws gaat dit?