Het bed ging vroegtijdig naar de whisky en legde zich in de aangeschotene te slapen.
De waren deden er alles aan om de kassiersters aan te prijzen.
We zullen wel lopen hoe het verder ziet.
Het zachtje is heerlijk hemd.
Het geld offerde al haar dromen op voor een beetje mens.
De sterren keken in hun telescoop tot zij constellaties in de mensen hun ogen gewaarwerden.
*
*
*
Van de vreemde uitingen waarmee Marek zich bediende, onthield men alleen maar zijn daden. Toegegeven, ook deze getuigden van dezelfde ondoorgrondelijkheid. Het stelde de beambten voor raadsels. Ook in zijn handelen leek een fout te liggen, een vreemde verdraaiing. Een gebruik van zijn lichaam dat zijn omstaanders niet kenden. Een deiktische beweging zonder juiste syntaxis. Als nodigde hij daarmee kijklustigen en nieuwsgierigen in een algauw aangroeiende kring aan verbazing. Toch geen verbazing over een voorwerp – maar over Marek zelf.
Keek iemand dan in de constellaties van zijn ogen?
Als had hij zijn acties in een vreemde vorm gedeclineerd, greep in een zak vol genitieven, vond zijn weg niet, maar leek zijn weg verdomd goed gevonden! Hij praatte er lekker op los. Enkel wie hem toehoorde geraakte niet goed wijs bij de richting die Marek uitging, en had alsmaar de neiging iemand naast zich aan te kijken. Op zoek naar oriëntatie, bevestiging – weg uit de sterren van de blik hun ogen? Of hoe zei Marek het alweer?
Je kreeg bij hem een atlasgevoel. Alsmaar wou je doorbladeren, op zoek naar een legende of register dat je kon uitleggen wat je zag of hoorde. Hij vertelde, maar vertelde niet wat zijn vertelsels juist betekenden. Op eenzelfde manier handelde hij, maar handelde niet naar wat zijn handelingen inhielden.
Misschien had Marek iets wonderbaarlijks te zeggen, maar noteerde een dyslectische beambte zijn getuigenis in een bizarre samenhang. Misschien nam hij na een zak plastic flessen gewoon de benen, en begreep men dat letterlijk.
‘Hoeveel dan juist?’
‘Alle drie.’
‘Drie?’
‘Soms graait je moeten kunnen. De kunst om te leven wat het geven je neemt.’