Soms huil ik om hoe ik het heb aangepakt. Om wat ik heb gekozen.
Er waren erbij die niet gebruikten, maar dat waren er in mijn tijd misschien vier of vijf. Denk ik. Want het was niet dat we erover praatten. Maar we wisten van elkaar dat we gebruikten. Allemaal.
Ik was geen winnaar, maar als ik niet had gebruikt, had ik tenminste nog iets om trots op te zijn. Nu ben ik een leugenaar, en een van het ergste soort. Een leugenaar die verloor.
Keer op keer.
De eerste jaren als prof vond ik het nog wel te accepteren dat ik niet om de prijzen meedeed. Ik miste de hardheid, de ervaring. Pure kracht. Ik was een broekie, maar mijn tijd zou nog wel komen, dacht ik.
Maar na een paar jaar kwam ik erachter dat ik nog een ingrediënt miste. Het was een oneerlijke strijd geworden. Het was Brutus tegen Popeye. Ik was Brutus en zij hadden spinazie in blik.
Dus ging ik voor de bijl. Ik ging meedoen. En ik ging liegen. Ik was een leugenaar geworden, maar nu een die klaar was voor de overwinning.
Alleen kwam die overwinning maar niet. Ik deed mee in de wedstrijden, maar ik maakte geen schijn van kans. Ik was gewoon niet goed genoeg, bleek. Ook niet nu de leugen achter me aan zat.
En dat maakt het zo triest. Er waren er bij die gebruikten en die wonnen. Er waren er ook die verloren, maar in elk geval eerlijk waren.
Ik was geen van beide. Ik was een wedstrijdvullende leugen.
Degene die alles verloor.
Dus laat ze alle uitslagen maar schrappen. Laat ze alles wissen. Laat ze me alsjeblieft op een hoop gooien met die paar atleten die eerlijk waren.
Spoel alles maar door de plee.
De uitslagen.
De leugens.
De spinazie.