‘Er bestaat niet zoiets als gezonde koffie, ik raad je aan dit niet te kopen.’ De caissière is een man van middelbare leeftijd en ik denk oké; aan de ene kant had ik je niet om advies gevraagd maar aan de andere kant heb ik zojuist vier flessen wijn zonder commentaar mijn tas in laten glijden, dus het had erger gekund.
‘Mensen denken het is decafé, dat kan geen kwaad, maar dat kan het wel. Er zitten oliën in die op je buikvet slaan en jij weet toch ook al je hele leven dat je geen verbrande korstjes moet eten, wat denk je dan van verbrande koffiebonen?’
Ik heb daar nog nooit iets van gedacht en korsten eet ik altijd op, die vind ik het lekkerst, maar van de chocolade in mijn zakken zei hij niets dus ik laat hem met rust.
‘Bovendien,’ begint hij, en nu wil ik hem toch onderbreken want zijn verhaal over het oplosmiddel waarmee cafeïne uit bonen getrokken wordt ken ik al – het is niet fraai en kan me desondanks weinig schelen – maar de deuren van de supermarkt schuiven open en de manager loopt binnen, en het is beleid dat met klanten niet wordt gediscussieerd over inhoudelijke zaken.
Dat is ook al winst, denk ik: dat de supermarkt schuifdeuren heeft en geen draaideur, terwijl dat zeker zou helpen tegen diefstal van winkelwagens door mensen die kratten bier naar huis moeten vervoeren. Er bestaat volgens mij niet zoiets als gezond bier, hoewel mijn vader altijd zei dat en pijpje bier gelijk staat aan een dubbele boterhammen met kaas, en hoe minder kauwen hoe minder slijtage aan de tanden, en dat qua spierkracht de kaasschaaf en een flesopener elkaar niet veel ontlopen, dat dat dus netto een ontegenzeggelijke winst is voor een pint. Steeds als de caissière over mijn koffie begint moet ik hieraan denken. Aan mijn vader, aan de boterhammen met kaas en aan de hond, die zo zacht was dat ik me pas herinnerde dat ze er was wanneer ze begon te grommen.
Over welk nieuws gaat dit?