‘Ach,’ trok Rechercheur Mulder een kalfskroket uit de muur, ‘het is weer eens wat anders dan een plaats delict.’ Agent Niewold stond in een hoek van de Smullers en hurkte bij een versgevallen servetje. Voor de vorm maakte ze een notitie in haar boekje. ‘Paneermeel,’ zette Mulder zijn tanden in de versnapering, ‘de meest goedgemutstmakende dekmantel der vleesschandalen.’ Agent Niewold nam een slok van de koffie die ze even daarvoor van collega Walter had gekregen. Ze keek rond. Overal potentiële verdachten, maar nergens was een mes.
Drie overpeinzingen, een mijmering en een korte vlaag van onbestemdheid later, voegden Niewold en Mulder zich – nadat laatstnoemde diens interne mens bij de naburige HEMA nog wat verder had versterkt door toepassing van een hotdog, en Niewold (de eerstnoemde in deze kwestie) duidelijk had geconstateerd dat er op dit station sprake was van een filiaal van Sissy-Boy, waarbinnen maar liefst twee (twee!) medewerkers achter de kassa hun leven met jeugdige kwistigheid zo hard stonden te vergooien dat de stukken eraf vlogen, terwijl een verveelde oudere dame een overwogen kaars onverrichter zake weer terug in het schap legde – bij hun collega’s die voor de ingang van het station actie stonden te voeren voor een betere cao.
‘Nou,’ knapte Niewold definitief af op de aanblik van collega Walter (wiens vuur voor deze actie in de aanloop hiernaar ook iets in haar had doen oplaaien) die een koppel wandelaars stond uit te leggen van welk spoor de stoptrein naar Tiel vertrok, ‘dat noemt zich dan een cordon.’
Collega Walter gaf Agent Niewold een stapeltje folders. Collega Walter gaf Rechercheur Mulder ook een stapeltje folders. ‘Niet om het een of ander,’ richtte Mulder zich tot Niewold, terwijl hij het laatste eindje hotdog verzwolg, ‘maar je kijkt beteuterd. Zit je weer in een existentiële crisis?’
‘Sorry,’ riposteerde Niewold, terwijl ze een folder uitdeelde aan een reiziger, ‘maar ik heb nu effe geen zin in jouw gemansplain.’
‘Zeg,’ deelde Mulder op zijn beurt een folder uit aan een reiziger, ‘nu niet de boel gaan riposteren. Ik stelde enkel een vraag. ‘Kijk,’ stak hij karakteristiek een pijp op, ‘als het een stelling was geweest dan was riposteren wellicht op zijn plaats, maar bij een simpele vraag kun je niet zomaar in het wilde weg van je af riposteren. Je kunt niet-‘
‘IK WIL GEEN CAO, IK WIL EEN PLAATS DELICT! EEN PLAATS DELICT MET EEN LIJK! Niewolds stem galmde over het Jaarbeursplein. ‘Ik wil gewoon een plaats delict! Met aanwijzingen en DNA-sporen! Met eventueel ergens een moordwapen! Een slachtoffer en een dader! Dat is wat ik wil! En dat dan oplossen! Dat het lang duurt, maar daar dan gewoon tijd voor hebben! En dan, als we de dader in de kraag hebben gevat, samen ergens in een authentiek bruin café met een ouderwetse uitbater een uitsmijter en een borrel nuttigen en iets filosofisch over de aard van de mens mompelen. En daarna wil ik naar huis en mijn tanden poetsen en ‘zo’ zeggen en dan gewoon lekker gaan slapen! Snap dat dan!’
Niewold zag dat ze bekijks trok. Ze zag dat Collega Walter naar haar wees en iets over werkdruk tegen een reiziger zei. Mulder zag dat Niewold dat zag en Niewold zag weer dat Mulder zag dat zij dat zag. En dat zag Mulder op zijn beurt dan ook weer.
‘Zo,’ nam Mulder het stapeltje folders van Niewold over en deelde alles in één klap uit aan een verbouwereerde passerende machinist, ‘tijd voor een uitsmijter.’
‘Ja,’ zei Niewold, ‘dat denk ik ook.’