‘Misdaad,’ trok Rechercheur Mulder een fonkelnieuwe riek uit de maagstreek van de overledene, ‘de naam zegt het al. Noem me een moralist,’ liet hij het ding op het gras ploffen, ‘maar wat mij betreft is hier een grens overschreden. Dit,’ knikte hij naar de opengereten ongelukkige, ‘is het werk van een crimineel.’ Agent Niewold stond in een hoek van de polder en hurkte bij wat DNA. ‘Kijk,’ wees ze bedachtzaam. ‘Een spoor. Het loopt over het weiland via de sloot dwars door de schapen naar die hoeve daar. Mulder keek, stak een pijp en sloeg zijn kraag op, zuchtte en vroeg: ‘Niewold? Heb jij nog ergens hoop?’
‘Hoop?’ zette Niewold koers richting de boerderij, ‘ja hoor. Ikke wel. Bergen.’
‘Mooi,’ sjokte Mulder achter haar aan. ‘Dat vind ik fijn om te horen.’
Een omsingeling met vuurgevecht, een ijzingwekkende ontdekking in de bijkeuken, een achtervolging door de bongerd, een handgemeen en een warrige slotmonoloog later, ploften Mulder en Niewold, nadat ze de dader met bekentenis en al bij hun superieuren hadden ingeleverd en Niewold al doende per ongeluk het hart van de lijkschouwer had gebroken, neer op twee Amsterdamse stoelen op een dito terras middenin de hoofdstad van ons land. ‘Zo,’ bestelde Mulder een fles champagne, ‘laat die kernoorlog maar komen.’ Niewold nipte van haar glas en zweeg. Ze was erg gesteld op haar collega, maar als er alcohol in het spel was, raakte hij steevast onder invloed. Daarbij had ze een broertje dood aan cynisme. Ze dacht aan haar sportschoolabonnement dat nu al drie weken onaangeroerd op het kastje in de hal lag. Of kastje… Het was eigenlijk een krat, maar ze gebruikte het als kastje. Mulder had haar een keer, toen hij haar kwam ophalen met de dienstauto, geprezen om haar vindingrijkheid, maar ze wist dat het eigenlijk gewoon luiheid was. Mulder vond ook dat Niewold aardiger voor zichzelf moest zijn. Wat liever. Mulder vond eigenlijk vrij veel, vond Niewold. Maar dat terzijde.
‘In mijn tijd,’ bestelde Mulder twee borden oesters, ‘had je slechts twee kampen. Wij en zij. Maar tegenwoordig zie je door de bomen het bos niet meer. Één verkeerde opmerking,’ liet hij een tweede fles aanrukken, ‘en ze nagelen je pardoes aan de schandpaal.’ Mulder zette op de één of andere manier grijnzend zijn tanden in de garnering. Niewold keek naar de prijzen op de menukaart. ‘Zeg,’ wees ze, ‘is dit niet een tikkeltje buitensporig?’
‘Ach,’ goot Mulder zijn glas achterover. ‘We willen toch niet van die krenten zijn die de hele tijd allemaal heel kleine bedragen gaan staan declareren? Of staan… Je snapt wat ik bedoel.’
Niewold snapte wat hij bedoelde en knikte.
‘Daarbij,’ hief Mulder zijn glas, ‘we hebben wat te vieren. Proost! Op Elly Scheele!’
‘Ja,’ hief Niewold eveneens haar glas, ‘dat is goed.’