Leuk hoeft de rechter het niet te vinden, soms gaat het in tegen alles waar ze om geeft, maar altijd geeft ze de wet gelijk.
Vandaag schaart de wet zich aan de zijde van een stelletje randdebielen – die arme wet, die onschuldige wet, bedoeld om te beschermen, brengt levens in gevaar – en de rechter ziet dat het goed is.
Dus geeft ze de wet gelijk. Want als ze de wet nu geen gelijk zou geven, zou dat de volgende keer ook niet gebeuren. En als ze de wet vandaag het onderspit laat delven tegen ondoordachte besluitvorming, dan is hij morgen kansloos tegen kwaadaardige besluitvorming.
Daarom hanteert de rechter de wet zoals ze dat altijd doet: als een hamer die regeringsbesluiten aan gruzelementen slaat; en ook al vindt ze dat het ditmaal niet te prijzen valt, ze weet ook dat de volgende keer van deze keer afhankelijk is. En de keer daarna ook.
Want de wet heeft gelijk, ook als hij ongelijk heeft.
En wie weet, misschien heeft de wet ook deze keer gelijk.