De wereld is niet meer wat het was, denkt Dave. Niet dat hij ooit heel de wereld heeft gekend. Dave kent vooral Werkendam. En een stukje Sleeuwijk, Kille en natuurlijk het winkelcentrum van Woudrichem, waar hij als kind de Jamin heeft uitgespeeld. De Jamin is inmiddels weggetrokken uit het centrum van zijn jeugd.
Hij heeft het te doen met de wereld. En met zichzelf, het middelpunt van deze wereld. ‘De planeet gaat naar de klote, maar gelukkig hebben wij pilsjes plus.’ Pilsjes plus zijn de pilsjes met een hoog alcoholpercentage. Belgisch bier, noemen ze dat, of speciaalbier, ‘maar ik zeg altijd, elk bier is speciaal, dat weet je toch?’ Dave klinkt met zijn beste kennis, een kerel genaamd Karel. Stom. Dat is Karel. En Dave vermoedt dat denken er ook niet in zit, maar Karel kan drinken als de beste. Op Dave zelf na. Dave is de beste.
De wereld is geweest, besluit hij.
Niet dat Dave gelooft dat de wereld opwarmt of afkoelt. Het weer is klote en dat was het vroeger ook altijd. Te nat als het droog moest zijn, te droog als het nat moest zijn, te koud als het warm moest zijn en te warm als hij wilde schaatsen, juni of geen juni. ‘Gelukkig kan een koud pilsje altijd, nietwaar?’
Niet dat Dave gelooft in vluchtelingen. Nog even en Dave moet Nederland ontvluchten voor die lui. Hij lacht. ‘Niet dat ze bij ons in Werkendam komen hoor. Wees niet bang. Werken-dam, dat schrikt toch af? Help me herinneren dat we morgen een toegangsbordje in de grond slaan met een Engelse vertaling: Work, damn! In dit belastingparadijs werken we, ja toch?’
Niet dat Dave gelooft in mannen die mannen willen, vrouwen die vrouwen willen, vrouwen of mannen die mannen of vrouwen willen worden, mensen die alleen mensen zijn. ‘Je kunt het zijn, zoals ik. Maar je kunt nooit een het zijn, snap je?’
Niet dat Dave gelooft in vrouwen. Met hun eeuwige wensen. Hij gelooft in Harvey Weinstein. ‘Die lul krijgt amper zijn rollator omhoog, niet dan?’
De wereld verandert, dus ik verander niet. ‘Doe mij maar een shotje,’ roept Dave naar die dikke achter de bar. Een shotje tegen mijn slaap, denkt hij, recht mijn brein in, en mijn oor weer uit. Hij kijkt opzij. De kogel zou in dartbord kunnen belanden. Zou wat zijn. Niet in de roos natuurlijk, dat is overdreven, de roos is uitgesloten.
‘Er komt een moment dat ik niet meer ben wie ik was,’ zegt Dave. Alsof hij Karel erop wil voorbereiden. Hij zegt het nog een keer om zichzelf wel te snappen: ‘Er komt een moment dat ik niet meer ben wie ik was. Dan is de wereld weer wat minder dan wat die is geweest. Zonder mij hè. De wereld weet pas wat ‘ie mist, als ik er niet meer is.’
Ben, schrijft Karel op een bierviltje.
Zie je wel, denkt Dave, stommer dan stom. ‘Ik ben Dave,’ zegt hij, ‘en als ik later dood ben, was ik Dave.’
En de wereld was.