De ochtend dat Aria haar werkelijkheid verloor was de tijdmachine niet groter dan een polsband.
Ze had zich gemeld bij de Training, een bureaucratische procedure die belangrijker leek dan het doel ervan. De instructeurs geen mensen meer, maar gestandaardiseerde functies in een systeem dat zichzelf eeuwig herhaalde. Gezichten even glad als de muren van de trainingsruimte: neutraal, onpersoonlijk, zonder herinnering.
Elke beweging moest worden geregistreerd. Elke ademhaling gekwantificeerd. De simulator om haar heen niet ontworpen om haar voor te bereiden op een missie, maar om haar te transformeren in een perfect, uitwisselbaar onderdeel van een groot, ongrijpbaar mechanisme.
Vandaag zou zij worden verzonden naar Proxima, een planeet die misschien bestond, misschien ook niet. Het verschil was irrelevant.
Haar lichaam voelde steeds vreemder, alsof het langzaam werd losgekoppeld van haar eigen bewustzijn. Dertig minuten training rekten zich uit als jaren, slonken dan weer tot seconden. De tijd gehoorzaamde geen enkele logica, behalve die van het systeem.
“U bent gereed,” zei een stem zonder oorsprong.
Het klonk zowel als een bevestiging en een veroordeling.