Die ochtend werd de inspecteur wakker met een bijzonder destructief gevoel. Hij kwastte zijn wangen in met scheerzeep en mompelde tegen zijn spiegelbeeld: ‘Vandaag ga ik iemand beschadigen.’ De vier lettergrepen smaakten hem goed. Ze wakkerden het vuur aan. De kille kamer in zijn borstkas was lang leeg en onverlicht geweest.
Met het scheermes schraapte hij methodisch de 24 uur oude baardkiemen van zijn gelaat. Van alle routines was dit zijn favoriete. Hij ontdeed zijn gezicht van alle nodeloze ingewikkeldheden en onthulde de naakte eenvoud. Als hij de restanten scheerschuim van zijn gezicht spoelde, kreeg hij vrijwel altijd direct de neiging opnieuw te beginnen. Het gevecht met de alsmaar terugkerende stoppels was voor hem een tantaluskwelling.
Als inspecteur bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst was het zaak altijd kritisch te zijn. Zijn subjecten droegen vaker leugens dan feiten met zich mee. Het was dan ook verdacht dat de vijfde cliënt van die dag over alle benodigde juridische documentatie beschikte voor zijn asielaanvraag.
‘Wat zijn uw plannen?’ Het was een variant op één van de 34 standaardvragen die hij tot zijn beschikking had. De tolk vertaalde de vraag in zijn oorspronkelijke vorm.
De inspecteur ving een aantal woorden op die hij thuis kon brengen. Damascus was de hoofdstad van Syrië en ‘eayila’ betekende ‘gezin’ in het Arabisch. De antwoorden van de vluchteling waren niet relevant. De tolk begon aan de vertaling van het verhaal terwijl de inspecteur zijn kruisje al had gezet. Er is een quotum, dacht hij. Dat is politiek. En dit was de vijfde asielzoeker van die dag. Hij had sowieso een hekel aan priemgetallen. Dingen die niet deelbaar zijn vertrouwde hij niet.
Toen de tolk zijn kantoor verliet was hij weer alleen. Hij staarde naar de digitale klok op zijn bureau. Het zou nog achttien uur duren voor hij zich weer mocht scheren. En voor die tijd moest hij nog zeker drie vluchtelingen weigeren.