Straks komen de mongolen. Ze zijn met velen. Ze houden nergens rekening mee.
We horen ze in onze tuin. We horen ze in de huiskamer, als de ramen openstaan. Bert hoort ze zelfs in de slaapkamer met zijn hoofd onder het kussen. Hij moet dan wel aandachtig luisteren. Maar hij hoort ze.
De mongolen komen vroeg in de ochtend. Een stuk of zestig. Ze maken geluiden die wij niet begrijpen. Ze schreeuwen. Ze huilen. Bert heeft weleens over de schutting gekeken. Stiekem. Hij had een trapje meegenomen. Wat hij zag, kon hij niet omschrijven. Ze hebben een slechte hand-oog coördinatie, zei hij. Ze doen maar wat. Slopen de boel en zingen erbij. Geen structuur, die mongolen.
‘En de geur die ervan afkomt,’ verzekerde Bert mij. ‘Alsof iemand een vuilcontainer heeft omgekieperd die al vijf dagen in de volle zon staat.’
Toen wij ons huis kochten, waren de mongolen er nog niet. De makelaar feliciteerde ons. Hij zei dat we een sublieme deal te pakken hadden. Zo’n mooi huis in zo’n rustige omgeving kon alleen maar in waarde stijgen. De buren waren ook blij. Ze zeiden: ‘Hier wonen is investeren in je toekomst terwijl je languit ligt te genieten.’
Languit genieten doen wij allang niet meer. Wij schreven een brief. Eerst naar de gemeente, later naar de regering. Wij schreven: ‘Wij willen ons huis niet meer vanwege de mongolen. Andere mensen willen ons huis ook niet vanwege de mongolen. Wij hebben ze niet uitgenodigd. Jullie wel. Help ons.’
Er kwam geen reactie.
Wij zitten klem en niemand kijkt naar ons om. Wij zitten in onze tuin met helmen op. Dat was nooit het idee, dat we de zomers gehelmd zouden doorbrengen. Het eet ook heel ongemakkelijk.
Bert werkt aan een hoge schutting met een geluidsinstallatie waaruit vogelgeluiden komen. Als we het volume hoog genoeg zetten, hebben we misschien rust. Maar je weet het nooit. De mongolen zijn listig. Bert heeft ze in de ogen gekeken toen hij over de schutting loerde. ‘Ze kennen hun eigen grenzen niet,’ zei hij. ‘Ze doen alsof de hele wereld van hun is.’
Nu hebben we nog even rust. We zien de zon opkomen, horen de wind in de bladeren, ruiken de geur van verse koffie.
Straks komen de mongolen. Ze zijn met velen. Het schijnt dat ze zich vermenigvuldigen.