Er zat een man op het fietspad pizza te eten. Gehurkt. Ik wilde er bij stil staan – hoe vaak zie je midden op een fietsbad iemand pizza eten, gehurkt nog wel. Dat is een lastige locatie, en ook geen makkelijke houding. Pizza daarin tegen was een goed idee.
Maar ik bleef niet stil staan. Ik fietste voorbij en deed heel hard alsof ik er niets van vond. Niet raar. Niet onveilig. Niet “Jezuschristus nu heb ik ook zin in pizza, zal ik hem vragen of ik een stukje mag.”
Ik deed alsof ik er niets van vond – de man had vast geen betere plek om zijn pizza te eten – maar een tikje onhandig was het wel. Het is geen breed fietspad en ik had Koos aan haar riem naast me rennen. Die deed een stuk minder haar best om haar verbazing te verbergen. Koos bleef wel stilstaan bij de man en zijn pizza, wilde verder rennen voor ze hem goed had geroken en zorgde er bijna voor dat ik met al mijn valse nonchalance op de man was geknald.
Dat gebeurde niet, Koos houdt niet van pizza en haar interesse vervloog. We fietsten verder. Ik was wat laat vanochtend – er moest eerst gebrainstormd over eieren en dat had ik maar even thuis gedaan – dus de goegemeente en hun kinderen voorin hun elektrische bakfietsen waren al op school en werk.
Even verder op het smalle fietspad haalden Koos en ik een Piet in. Een Piet zonder blackface, zonder zak vol cadeaus, zonder pruik of kraag of oorbellen of rode lippen of pietenpak. Zonder cadeau’s. Of pepernoten. Hoewel; misschien zaten z’n zakken vol, maar ik kreeg er geen, terwijl ik ze goed kon gebruiken. Het was duidelijk, ik had honger.
De Piet zag er uit als 95% van de Nederlandse man; spijkerbroek, onopvallende sneakers, donkerblauwe winterjas. Maar dan met een baret. Mijn moeder vertelde ons vroeger dat de kinderen die niet werden opgehaald uit de ballenbak naar Spanje werden gestuurd voor een pietenopleiding. Ieder keer in als we in de IKEA waren, hoopte ik dat ik werd vergeten. Ik wilde Piet worden. Deze man was het gelukt. Hij fietste rustig verder, alsof hij nergens naartoe op weg was, deze Piet had geen haast, deze Piet was waar hij wezen moest.
Op kantoor struinde ik het internet af naar nieuws om deze ochtend betekenis te geven.
Ik las over een vechtpartij vanwege een konijn op een vliegveld, een trainer die maar geen baan kon houden, walrussen die moesten geteld. Ik las over dreigende tribunalen en vervroegde persco’s en ik deed alsof ik er niets van vond. Maar het lukte niet. Niet om te lezen, niet om te denken, niet om ergens betekenis aan te geven. Ik had honger – of trek zo u wil. Ik trok mezelf mijn jas en Koos haar riem aan en liep terug naar het fietspad. Op zoek naar de man en z’n pizza. Hij wist vast meer.