Hoe wisten ze eigenlijk dat zijn bloed niet geschikt was? Hij keek naar de rij donors die, na een vriendelijk knikje van de vrouw aan de balie, wel mochten doorlopen naar de zaal. Ze gingen liggen in de ergonomische zetels. ‘Een klein prikje’, glimlachte de verpleegster. Ze waren niet bang om te kijken hoe de naald in hun ader schoof, zacht als boter. Nadien een kneepje in hun schouder: ‘Bedankt dat u dit doet, we hebben meer mensen zoals u nodig.’
Niemand had oog voor hem. Hij vond het vernederend om hier te zitten wachten. Hij stond recht, maar nog voor hij een stap had gezet, keek de baliemedewerkster hem aan van onder haar bril. Op een toon die geen tegenspraak duldde, zei ze: ‘Het is niet zeker of u aan de voorwaarden voldoet, gelieve nog verder plaats te nemen in de wachtruimte.’ Hij ging terug op zijn stoel zitten.
De glazen schuifdeuren aan de ingang openden voor een man in een zwart gewaad met een witte boord. Hij schreed door de gang. Met zijn handen in de lucht zou hij de bloedlichamen zegenen: ‘Huisgenoten van God! Alle verschillende mensen zijn geen vreemdelingen meer. Door de taal van het bloed worden we één met elkaar! Een van de wonderen van Jezus’ bloed is dat het alle soorten mensen samenbindt.’
Jezus, dacht hij, dat is toch wel overdreven. Wat deed het er eigenlijk toe als hij niet goedgekeurd werd. Ik zou gek zijn als ik hier nog langer zit te wachten. Hij hoefde toch geen bloed te geven om erbij te horen. Vooral ook omdat ze niet aardig voor hem waren. Anders zouden ze hem hier niet zo lang laten zitten.
Voor een keer overslaan kon heus geen kwaad. Het vervelende was dat hij echt dringend moest. Zeker, hij was altijd al nerveus geweest, maar de laatste tijd stond hij op barsten. Hij ging met zijn vingertoppen over de aders in zijn bovenarm, voelde hoe het kolkte en klopte.
Hij hoorde gelach uit de zaal. Misschien zeiden ze wel: ‘Daar zit die sukkel nog steeds op de gang.’ Zijn huid spande, het bloed zocht een weg naar buiten. Hij liep naar de uitgang, maar had meteen spijt. De glazen deur bleef gesloten toen hij terug naar binnen wilde. Hij klopte op het raam, deed teken, maar de baliemedewerkster deed of ze hem niet zag.
Ze lieten hem buiten staan. Waarom deden ze dat? Wat had hij nu weer niet goed gedaan dat ze hem niet meer binnenlieten? Zijn bloed sijpelde door zijn broekspijpen en mouwen.
Annika Cannaerts
Foto: Karina Brys, kunstwerk: Benjamin Verdonck