Beteuterd keek de Adonis naar de wijzer tussen zijn grote tenen. Die was zo ver naar rechts uitgeslagen dat er niet eens meer een getal mee werd aangegeven. ‘Voorbij deze grens zoek je het zelf maar uit’, moet de fabrikant van het ding gedacht hebben. En dus moest de Adonis het zelf maar uitzoeken.
En zo geschiedde.
De Adonis stapte van de schaal af die een nauwelijks hoorbaar kraakje van opluchting maakte. Met ferme passen stapte hij richting zijn mahoniehouten werktafel terwijl zijn geslacht roerloos tussen zijn naakte benen hing als ware het het bronzen standbeeld dat het verdiende.
Wijdbeens en met één arm stevig in de zij pakte de Adonis met zijn andere arm het massief gouden belletje van de werktafel en rinkelde er precies zeven keer mee terwijl zijn vlezige bovenarm enthousiast mee schudde. Aan de andere kant van het immense vertrek zwaaide een deur open en een tengere man met verwilderde lokken en dito baard stoof naar binnen. De man, gehuld in een witte labjas, hield even stil bij de onverwachte aanblik van de Adonis in volle glorie, maar herpakte zich.
‘Pen en papier,’ bulderde de Adonis, die zich inmiddels tot de spiegel had gekeerd en tevreden zijn buik in beide handen hield. De labjas frutselde haastig een notitieblok en vulpen uit zijn zak en wachtte op instructies.
‘Vertel de mensen over mijn blakende gezondheid,’ beval de Adonis. ‘Vertel hen dat in de geschiedenis van de natie er geen een was met een blakender gezondheid dan de mijne.’ De Adonis schudde zijn buik alsof hij probeerde te raden wat erin zat terwijl de labjas driftig schreef, het puntje van zijn tong uit z’n mond gestoken.
‘Vertel hen,’ ging de Adonis verder terwijl hij zich omdraaide om zijn imposante derrière in de glanzende spiegel te aanschouwen, ‘dat ik over een immense kracht beschik. De buitengewoon sterkste, dat ben ik!’ De labjas schreef in opperste concentratie en zijn sierlijkste handschrift.
‘En vertel hen,’ zei de Adonis terwijl hij aandachtig de blauwe lijnen onder de huid van zijn onderarmen bekeek, ‘dat er geen aderen zijn waardoor het bloed zo vrij stroomt als de mijne.’
De Adonis griste het schrijfblok uit handen van labjas en liet zijn ogen over het papier glijden. ‘Uitstekend verwoord,’ oordeelde hij. ‘Zeldzaam briljant. Ga nu en maak het bekend!’
De labjas aarzelde. ‘Aan wie…?’ vroeg hij voorzichtig. De Adonis had zich inmiddels weer tot zijn eigen spiegelbeeld gekeerd en keek indringend in zijn eigen ogen.
‘Aan iedereen,’ zei de Adonis op gedempte toon en met een tevreden knikje. ‘Aan iedereen.’