Ik ontmoette kortgeleden een hoogwaardigheidsbekleder. Hij gaf me een hand. Met de afdruk van de belangrijke man in mijn hand ging ik naar huis. Tegen mijn man zei ik dat hij me meteen een hand moest geven, want dan zou hij de eerste indruk van de afdruk van de hoogwaardigheidsbekleder van mij ontvangen. Mijn man schudde me de hand en nam daarmee het belangrijkste wat ik op dat moment had te bieden in ontvangst. ‘Ik zal hem niet meer wassen’, zei hij natuurlijk en toen gaf hij mij een kus, zo’n lieve, gemeende kus.
De volgende keer dat ik een hoogwaardigheidsbekleder ontmoet, dacht ik, ga ik proberen, behalve een hand, ook een kus van hem te ontvangen. Dan kan ik tegen mijn echtgenoot zeggen: kus me. En dat hij dan via die kus de afdruk van zo’n belangrijk iemand op zijn lippen krijgt.
Ik moet daar niet te ver in gaan, voel ik nu al, aan mijn opspattende water.
Uit: Hier moet ik ingrijpen, zeer kort proza, Prometheus 2015