Oh, dit arme land.
De inwisselbare straat met de zelfde winkels als altijd. De huizen te fraai opgeknapt. Het gore herfstlicht dat niet helpt. De Wibra.
Zodra we de dorpen bereiken.
De zwarte pieten die me tegemoet lopen: Soldaten van Trump. Basji-boezoeks. Ambassade-naar-Jerusalem-verhuizers.
Nog niet lang geleden had ik wat om ze geglimlacht. Maar nu is alles stuk.
Eén gooit een handvol pepernoten naar een jongetje dat niet van straat mag eten van zijn moeder.
Ik ben hier vreemd. Op zoek naar Slime. Nergens meer te krijgen.
Net in het café waar ik de regen kom ontvluchten staat een ronde tafel met familie. Schelle kinderliedjes klinken. Papier scheurt. Oom Ruud is Sinterklaas.
Achter mij wordt een fles wijn besteld. Dineren mag nog niet.