Toen we een jaar of tien, elf waren speelden we oorlogje in het bos achter ons huis. Roy, de oudste, was al twaalf – hij was blijven zitten in groep acht. Hij was altijd Amerika, ik was Frankrijk, Freddy China en Dagomar Duitsland. De stokken waren onze geweren, zandheuveltjes onze bunkers en het geluid van de trein die voorbij reed waren bommen. Als je geluk had en je je knie of ellebogen open viel, wreven we er met twee vingers over en smeerden we het bloed als camouflagestrepen over onze wangen.
De ouders vonden het maar gewelddadig en gaven de computerspellen die we ’s avonds thuis tegen elkaar speelden en de beelden die we meekregen op het nieuws de schuld. Wij vonden het onzin, we moesten wel buitenspelen maar dan mocht het geen oorlogje zijn. Wat moesten we dan in het bos? We waren te oud voor boomhutten en verstoppertje. Alleen Roy zijn ouders begrepen het wel, zij noemden het ‘Gewoon spelen’. ‘Laat die kinderen toch gewoon spelen’, had ik Roy’s vader eens door de telefoon horen zeggen. Dat was denk ik omdat Roy zijn vader jager was. Hij schoot alleen op dieren die we teveel hadden, zei hij. Daarom was het nobel. Het was de eerste keer dat ik het woord ‘nobel’ hoorde, en dus werd het ‘jagen op dieren waar er teveel van zijn’ de betekenis ervan.
Elk weekend kwamen de jongens me ophalen, ze hoefden het niet eens meer aan te kondigen. Ik had mijn groene legerpak al aan, en mijn lievelingsstok stond bij de deur klaar. Totdat Roy op een zaterdagmiddag het doorgeladen pistool van zijn vader had meegenomen. Ik weet niet meer precies hoe het gebeurde, maar ik weet wel dat ik bang voor Roy was, en dat we dat eigenlijk altijd al een beetje waren geweest. Maar nu durfden we echt niks te zeggen, en spraken we allemaal stilzwijgend af dat Amerika die dag zou winnen.
Plotseling stond het bos vol agenten en onze ouders, we moesten op de grond liggen totdat ze Roy gevonden hadden. Ik zag de politiewagen met Roy zijn moeder en Roy wegrijden. Roy staarde naar zijn voeten.
De week erop kwam Roy niet op school. Hij kwam ook niet op de jaarafsluiting, en daarna volgde de grote vakantie en de rest van ons leven, waar Roy geen onderdeel van maakte.