Er zitten mensen rondom een tafel. Ze heten vandaag cursist. Ze willen leren schrijven, zeggen ze. Maar dat kan niet. Zij weten dat alleen nog niet. Iemand roert in een kopje. Iemand anders stelt een vraag. Krijgen we huiswerk? Ik loop naar de muur en sla een vlieg dood. Ze kijken elkaar aan. Ze stellen meer vragen. Hoe moet het, welke technieken zijn er, wat is de bedoeling, geef ons een voorbeeld.
Ik trek al mijn gedachten uit en hang ze over een stoel. Ik mime pijn. Dat kan ik heel goed want er zijn dagen dat ik enkel besta uit pijn. Pijn die naar de keuken loopt, tanden poetst, mails opent en in slaap valt.
De cursisten gaan wat voorover zitten, eentje loopt rood aan. Hoeveel letters? Heeft het een kleur? roepen ze. Ik kijk ze lang aan en eet een appel. Karel Appel! schreeuwt iemand en ze high fiven. Dan vallen ze terug in hun stoel en sommigen maken een notitie. Ik verscheur hun notities. Ik blaas bellen en laat ze de bellen kapot slaan. Waarom, vragen ze, waarom moeten we bellen kapot slaan? Aarzelend lopen ze door het lokaal. Ze worden bellen. Ze zwellen glanzend op en knappen op hun hoogtepunt.