Het is gewoon een kwestie van tijd voordat het zou gaan stormen, zei Blonde Arie, toen hij op zijn vaste kruk ging zitten.
Hij zei: Uiteindelijk gaat het altijd zo. Let op mijn woorden. Zelfs toen met die hittegolf van de zomer, zelfs toen brak de pleuris los.
De stoffige mannen zitten binnen aan de bar en kijken door het glas-in-loodraam naar de mensen die zich naar huis spoeden met omgeklapte paraplu’s. Toen ik vanochtend naar de kroeg fietste was de stad leeg, maar ik kon ruiken dat het druk zou worden in de kroeg. Zulke dingen hangen in de lucht.
Ik heb alles al eens gezien, vertelde ik de stoffige mannen ooit. Het is al een tijdje geleden. Ze moesten lachen. Maar vanaf het een kruk is het gemakkelijk de waarheid in pacht te hebben, ook dat heb ik wel eens gezien.
Vier dagen terug zag ik een bui net langs de stad scheren. Er waren meer mensen die het zagen, het donkere pak wolken dat verderop voorbij trok. Ik hoorde iemand zeggen dat de buienradar niet klopte.
Ze had een paraplu in haar hand.
Ik heb er een onbestemd gevoel aan overgehouden.
Ik hou van regen, normaal zit ik altijd voor het raam te kijken naar hoe het water door de goten kolkt, maar dit is een andere storm. De stoffigen weten niet wat ze met zichzelf aanmoeten.
Ze blijven binnen aan de bar, en af en toe loopt er eentje naar buiten om te roken. Met de jas nog aan en de ogen dichtgeknepen. Ik weet niet hoe het komt dat ze zo hechten aan routine. Iedere dag hetzelfde doen, iedere dag de liefde bedrijven met een ander glas met hetzelfde erin. Pas als het begint te regenen, als het echt begint te regenen, lijkt het alsof het per toeval is dat ze aan de bar zitten. Alsof er iets te vieren valt.