Ik fietste naar Friescheveen om de aalscholvers te zien. Er is veel om aan te twijfelen, maar de Hoornsedijk is echt, de woonboten die er liggen, de geiten die er in de zomer staan. De steigers waarop je kan staan om de hele Hoornsemeer te overzien, de molen bij het sluisje. En de aalscholvers, aalscholvers zijn echt.
Het merkwaardige is, het begint juist met een vogel.
Hoe weet je dat het dier dat je ziet vliegen echt bestaat? Dat weet je niet.
Je zet zoveel mogelijk vogels op de foto. Als je iets op het scherm van je telefoon ziet, bestaat het. Wat je telefoon laat zien is echt. De vogels die je niet fotografeert, kan je niet vertrouwen.
Je begint ook te twijfelen aan zwermen. Eerst aan een kleine die je in de verte ziet als je over de snelweg rijdt, vervolgens ook aan enorme spreeuwenwolken. Als je met vrienden bent doe je alsof je ze niet ziet, maar als het even kan pak je je telefoon om te controleren of de zwermen bestaan.
Nog wat later blijkt alles mogelijk denkbeeldig te zijn. De vliegen op je fruitschaal, de grijnzende man die langs je huis loopt vlak voor je besluit je gordijnen voortaan dicht te laten, de post die zich stapelt in een hoek van de hal, de muizen die wegschieten als je de deur van je slaapkamer opent, het keukenmes dat je vanuit je ooghoek soms met een flits even over het aanrecht ziet bewegen.
Je moet iets zoeken waarvan je weet dat het bestaat. Aalscholvers kan je niet verzinnen. Als je een aalscholver ziet die de vleugels wijd heeft om ze te laten drogen, zie je hoe oud zo’n vogel is. Prehistorisch. Dat wat al voor de geschiedenis bestond kan je niet verzinnen.
Ik fietste naar Friescheveen, ik heb de aalscholvers gezien.