De motor brult.
Granaten van zeshonderdvijfenzeventig kilo, tien per minuut.
Niemand kan horen dat ze elkaar moed inspreken.
Niemand kan horen dat de sergeant zegt: jullie zitten eerste rang!
En: de meest geweldige show op aarde!
Mannen leunen op hun wapen.
Mannen plassen in hun broek.
‘Gaat een kogel dwars door je heen?’ vraagt er een.
Hij weet het niet.
Kogels in de zee.
Net als vroeger, denkt hij, steentjes keilen.
Tot zijn nek staat hij in het rode water.
Het strand vormt een flauwe bocht, als een waslijn tussen de rotsen.
Zijn uniform is nat en zwaar.
Het regent lichaamsdelen en granaatsplinters.
Zijn wang.
Zijn tanden hangen op zijn tong.
Naast hem klapt een dijbeen op de grond.
Het zand ergert hem.
Zand in zijn oren, zand in zijn onderbroek, zand in zijn munitie, zand tussen zijn kiezen, in zijn sokken.
Traag woelt hij naar de duinen toe.
500 meter.
Granaten van 675 kilo per stuk. 10 per minuut.
9000 raketten.
50 landingsboten in de eerste aanvalsgolf. 1500 mannen.
700 vaartuigen in totaal. 35.000 mannen. 35.000 moeders. 35.000 vaders.