Al vóór de uitzending begint, voelt hij dat het onweer zijn lijf binnenvaart. Vroeger heette het ‘het weer voorspellen’. Tegenwoordig wordt hij geacht te verwachten. Terwijl, hij verwacht al jaren niets meer. Iets anders zou naïef zijn. Hij moet het technisch houden. Droge observaties om de rust te bewaren, net als anders – een aanhoudend hogedrukgebied, een sterke convergentie van vochtige lucht, de oogmuur van de oorkaan – de feiten op een rijtje. ‘Hij is 15 millibar in tien uur gezakt.’
Terwijl hij de verwachting uitspreekt, kruipt de voorspelling eronder vandaan. Elk woord roept een nieuw beeld op van de ramp die gaat komen. Wegslikken, doorgaan, het is live televisie. Maar na afloop van de uitzending is het niet meer te houden. Stijgende, vochtige lucht zorgt nu eenmaal altijd voor neerslag. Hij huilt haast onzichtbaar, trouw aan het beeld dat hij voor zichzelf heeft geschapen: een betrouwbare weerman, niet van zijn stuk te krijgen, iemand die de chaos op afstand houdt door zich in de navel van een storm te nestelen. ‘Sorry,’ fluistert hij aanhoudend, tegen wie weet hij niet. Hij is immers alleen.