De psychiater in opleiding heeft lang sluik haar en een net iets uitstaand rechteroor waar ze het lange sluike haar handig achter kan steken. Zo valt het niet voor haar gezicht als ze zich over de vragenlijsten voor haar op de tafel buigt. Hij vermoedt dat ze ook een net iets uitstaand linkeroor heeft, maar dat krijgt hij niet te zien. Het wordt zorgvuldig bedekt door het lange sluike haar. Je zou er een soort samenwerking in kunnen zien en dat doet hij dan ook. Het sluike haar helpt de net uitstaande oren en de net uitstaande oren helpen het sluike haar.
De psychiater in opleiding waarschuwt hem alvast. De test die ze bij hem gaat afnemen, bevindt zich nog in de proeffase. Ze denkt dat de test nog te lang is, dus ze wil het gesprek graag timen. Met die info kan ze de test doorontwikkelen tot een volwaardige psychologische test die je binnen een korte tijdspanne kan afnemen en waar ze echte conclusies aan kan verbinden.
Of hij daar bezwaar tegen heeft. ‘Nee hoor,’ zegt hij naar waarheid. Vandaag is hij erg in de stemming om ondervraagd te worden. Hoe langer hoe beter.
De psychiater in opleiding begint met het noteren van zijn naam op het eerste vragenformulier. Alleen dat al vindt hij prettig; dat iemand anders zijn naam voor hem opschrijft. Bij het invullen van zijn geboortedatum begint haar pen te haperen. Niet heel erg, maar voor haar toch genoeg om even een nieuwe pen uit het kantoor te gaan halen. Ze is zo terug.
In haar afwezigheid valt hem op hoe leeg het kamertje is. Sfeerverhogend bedoelde elementen als wandversierselen of fopplanten ontbreken. Zo is het ook op de rest van de gesloten afdeling. Dat is natuurlijk voor de veiligheid van het personeel. Zo kunnen ze niks naar hun kop geslingerd krijgen door de mensen die ze hier in behandeling hebben.
Buiten waait het hard en op de gang schreeuwt een man dat de koffie alwéér op is. Dat is niet volgens protocol. Volgens protocol moet de koffie om 16:00 uur nieuw zijn en niet op. Hij spreekt het ook zo uit: ‘Zestienhonderd uur.’
Normaal gesproken haat hij wachten, maar dit is fijn wachten. Hij vraagt zich af of dat iets is dat je tegen iemand kan zeggen. Dat je wachten normaal gesproken haat, maar dat het op diegene juist prettig wachten is. Hij denkt van niet. Waarschijnlijk is het wel fijn om te zeggen, maar een beetje ongemakkelijk om te horen.
De vragenlijsten gaan over depressie, angst, agressie , middelengebruik en zijn laatste psychose. Er zitten veel ‘heeft u in de afgelopen dertig dagen weinig / veel last gehad van […]?’ tussen. 0 is geen, 5 is uitzonderlijk veel. Hij moet niet teveel nadenken en impulsief antwoord geven, anders werkt de test van de test niet.
De psychiater in opleiding vraagt: ‘Hoe vaak heeft u in de afgelopen dertig dagen aan de dood gedacht?’
‘Ik denk drie,’ zegt hij.
‘Je aarzelt,’ zegt ze. ‘Ligt dat aan de vraagstelling of weet je het antwoord niet zeker?’
‘Nou,’ zegt hij en begint te zweten, omdat hij nog niet precies weet wat hij hoe gaat zeggen. Van het ‘wat’ vermoedt hij dat het hout snijdt, maar hij maakt zich vooral zorgen over het ‘hoe’. De laatste tijd wordt het al snel poep als hij iets probeert te zeggen.
‘Kijk,’ begint hij. ‘Dit is de crisisopvang, dus ik snap dat deze test zich vooral richt op de recente periode.’
‘Ja,’ knikt ze. Een plukje sluik haar ontsnapt daarbij even vanachter haar oor, maar ze veegt het vliegensvlug weer terug.
‘Daarbij kies je in dit geval voor een periode van dertig dagen,’ zegt hij. ‘In mijn hoofd wordt dat automatisch een maand. En dan…’ Hij ontdekt dat het dit keer niet het ‘hoe’ is waar het misgaat, maar het ‘wat’. Het was al poep, voordat hij eraan begon. Hij staat op het punt om een totaal krankzinnige kanttekening te plaatsen bij een serieuze psychologische test en-
‘Ik snap waar je heen wil,’ zegt de psychiater in opleiding. ‘Jij vormt je een beeld van de afgelopen maand, maar niet alle maanden hebben dertig dagen.’
‘Ja,’ zegt hij.
‘En dat zorgt even voor een hapering en dat maakt dat je niet impulsief kan antwoorden op de vraag waardoor je dus teveel gaat nadenken over het antwoord.’
‘Ja,’ zegt hij.
‘Helder,’ zegt ze. Ze veegt een fictieve pluk haar achter haar oor en buigt zich over het formulier. Ze streept ‘dertig dagen’ door en schrijft er ‘maand’ onder. Daarbij valt een daadwerkelijke pluk haar van achter haar oor voor haar gezicht. Ze veegt het weer terug en wil het formulier terzijde leggen om aan het volgende te beginnen. Daarbij ontdekt ze dat er op de achterkant ook nog vragen gedrukt staan.
‘Kut,’ zegt ze. ‘Sorry, het is ook nog dubbelzijdig.’ Ze kijkt op haar horloge. ‘Dit duurt echt te lang.’
‘Ik voel me soms eenzaam,’ zegt de psychiater in opleiding. Hij roert in zijn thee en zegt: ‘That makes two of us.’
‘O, nee,’ zegt ze. ‘Zo bedoel ik het niet. De vraagstelling is anders op dit formulier. Je moet van 0 tot 5 aangeven of dit op jou van toepassing is.’
‘Weet ik,’ zegt hij. ‘Het was een grapje.’
‘O,’ zegt ze. ‘Natuurlijk. Haha.’
‘Ik zou “soms” weghalen uit die stelling. Anders zaai je misschien twijfel over of die van 0 tot 5 op dat “soms” slaat of op “eenzaam”. Dat is nogal een verschil.’
‘O ja.’ Ze streept ‘soms’ door. Ze zegt: ‘Dit is heel behulpzaam, dank je wel.’