‘De mens’ het lidwoord spreekt ze uit alsof het woord dat erop volgt vooral bijzaak is, ‘heeft in het algemeen een sterk verlangen naar de veiligheid van de grot en ziet die vertegenwoordigd in alles met een deksel, lade of klep.’
Ze staan voor een kast met curiosa en kijken naar een porseleinen ei in twee delen; een bakje en een deksel. Het keramiek heeft een laagje bruin craquelé. Waarschijnlijk ziet een dierenhol er van binnen net zo uit denkt hij, hoewel zand natuurlijk minder glanst dan keramiek. Ook glans gaat mettertijd vervelen. Toen zijn vakgenoten hem daar in zijn begintijd voor waarschuwden had hij ze uitgelachen. Inmiddels is hij zelf zo’n man geworden die tegen de jonkies moppert dat het allemaal uiteindelijk zo leuk niet is.
De vrouw laat haar blik heen en weer glijden tussen hem en het ei. Ze is mooi. Een gezicht waaraan je kunt zien dat het tegen de zeventig loopt en met heus wel wat rimpels, maar op precies de juiste plaatsen. Als je antiek verkoopt in een winkeltje op de Oudegracht geeft niemand iets om een welgeplaatste ouderdomstrek. Hij zou zich best even in haar willen nestelen.
Ze geeft hem het ei aan en houdt zijn handen even stevig vast als ze zijn vingers er omheen vouwt.
Hoe zou het zijn te leven in zo’n grotje? Koel, voelt hij meteen. Weinig ruimte voor dingen die enkel bedoeld zijn om indruk mee te maken. Geen plek ook voor een tv, en alleen gasten waar je erg veel van houdt hoef je binnen te laten. Journalisten zullen meteen begrijpen dat hij ze niet binnen kan laten, waarschijnlijk zelf niet erg happig op het idee dat ze bij hem op schoot zouden moeten zitten.
Hoe groot is de kans dat je iemand treft waar je erg veel van houdt als je je huis onmogelijk kunt verlaten omdat het niet op slot gedraaid kan worden? Hoe lang kan een mens zonder gezelschap? Misschien wordt hij wel gek van eenzaamheid. Hallucinaties passen in elke ruimte.
Al met al is dat een beter vooruitzicht dan dat hij nog een dag langer in duizenden huiskamers moet komen opdraven.