De hond mag nog steeds naar de kapper. Of moet, daarover verschillen de hond en ik van mening. Er bestaan termen als plukvacht, bovenvacht en onderwol. Er bestaan technieken als handgeplukt, strippen en effileren. Twee keer in het jaar is de hond plukrijp. Te herkennen aan haar plofsnor, buikhaar en pluimstaart.
Een uitje met de fiets kan voor de hond vele dingen betekenen. Meest voorkomend is de fietstocht met boswandeling. Gevolgd door op visite bij mensen met koekjes, dan wel mensen met een goed gevulde voerbak voor de een of andere ongeïnteresseerde kat. De fietsmand is iets te klein, of de hond in kwestie iets te groot, waardoor haar kop net de kap raakt als ze zit. Het is vrijdagochtend en de zon straalt ons tegemoet. We fietsen voorbij de bouwvakkers, om de speeltuin, gaan rechtsaf bij de stoplichten, de brug over, houden voldoende afstand van de fiets voor en naast ons bij het stoplicht, slaan links af. Bij de bocht begint het fietsmandje te vibreren. De hond heeft de bestemming geroken, ze trilt.
De instructies zijn helder. De hond uit de fietsmand tillen, dan de hond vastmaken aan een paaltje. Appen dat we er zijn. Afstand nemen van de hond. De kapper komt naar buiten, heeft handschoenen aan. Maakt de hond los, aait. ‘Wat een snor, je lijkt wel een kerel.’ We zwaaien. ‘De pin is gevallen dus ik stuur een tikkie.’ Ik knik. Zonder de hond naar huis fietsen. Een poging doen een raam te lappen zonder strepen. Alle ramen krijgen strepen. Het is beter zo. Vorig jaar vloog er een kwartier na het ramenlappen een jonge vogel tegen het raam, brak zijn nek en stierf in een schoenendoos. Na drie uur komt er bericht dat ‘de hond klaar is om opgehaald te worden’. De snorloze hond past opeens een stuk beter in de fietsmand. Ik druk mijn neus in haar nek. Ze ruikt raar, naar oude mevrouw.
Thuis maken we een wandeling langs het kanaal. De hond rolt lekker lang door de restanten van een dode duif. Haar vacht glanst in de zon.