Ze is er te laat mee, dat weet ze wel. Maar ze moet iets. Het gaat haar allang niet meer om het behoud van haar baan, of zoiets. Het gaat om het fokking principe, maar dat snapt zo’n retaildeskundige natuurlijk niet. Want wat doet een retaildeskundige nou eigenlijk zélf? Wat is zijn rol in het hele boodschappengebeuren? Wat maakt hij zichzelf wijs als hij zich ‘s avonds na het werk op de designbank laat ploffen? Wanneer is zíjn werkdag geslaagd? Hm?
Vanaf het viaduct ziet ze de auto’s op de snelweg onder haar voortrazen en vraagt zich af wat die mensen nu eigenlijk zien. Een mevrouw in het kloffie van een supermarktketen met een karretje vol wc-papier. Ze had overwogen om er ter verduidelijking een spandoek bij op te hangen, maar ze wist niet goed wat daarop moest staan. Ze weet dát ze ergens voor staat, maar niet goed waar dan. Bovendien is het zonde van het beddengoed.
Eigenlijk had ze veel eerder in opstand moeten komen, toen er nog – hoe heet het – draagvlak was. Eerder en harder ook. In het begin had ze het gehouden bij het demonstratief voeren van eenzijdige praatjes met de koptelefoonophouders die de boodschappen zwijgend bij haar op de kassaband legden. Mensen die deden alsof het volstrekt normaal was om te doen alsof zij helemaal niet bestond. Alsof dat een keuze is die je gewoon kan maken. Ze had hen extra vriendelijk aangekeken en casual geïnformeerd naar het weer buiten, zodat ze hun koptelefoon moesten afzetten en vragen van ‘wat zeg je?’
Maar goed, achteraf gezien was dat teveel preken voor eigen parochie geweest, natuurlijk. Het zoeken naar blikken van verstandhouding met mensen in de rij die hetzelfde zagen als zij. Met dat milde gezamenlijk schouderophalende gevoel van ‘ach’, waarmee elk klimaat veranderd. Ze had bijgedragen aan een normverschuiving die uiteindelijk van hoger hand werd ingekopt met de komst van de zelfscankassa. Ze was hoe langer hoe meer een decorstuk geworden achter een kassa die alleen voor de vorm werd opengehouden.
En nu zou ook dát verdwijnen. Ze ziet de automobilisten onder haar gewoon doorrijden alsof het er allemaal niet toe doet. Even overweegt ze om de kar met wc-papier over de reling leeg te kieperen, bij wijze van statement. Maar meteen doet ze het niet. Die kar is te zwaar en de reling te hoog. Bovendien zou het een raar statement zijn. Ze zou het moeten uitleggen en dat dan niet goed kunnen.
Ze kijkt naar het verkeer, de eerste koplampen gaan aan. Ineens weet ze wat ze op het spandoek had moeten schrijven. ‘Fijne dag nog.’ Ze denkt dat de automobilisten dat wel hadden begrepen.