Ze doucht net iets te heet en net iets te lang, waardoor haar huid rood kleurt. Het holle gevoel waar ze al dagenlang mee opstaat laat zich niet wegspoelen. Toch blijft ze staan. Draait aan de mengkraan, nog iets heter. Het is een ruime, open badkamer. De warmte blijft niet hangen.
Ze is nooit erg blij geweest met deze badkamer, maar weet ook dat dit niet iets is om over te klagen. Er zijn dingen die ertoe doen, dit niet.
Ze leunt iets naar achter, haar hoofd middenin de stroom water. Als kind al vond ze dit geruststellend; het geluid en de constante stroom van water op en om je hoofd, vormt een wereld op zich. Een bubbel waar de rest van alles er nog wel is, maar zich niet aan je opdringt. Ze moet de douche uitdraaien, dat weet ze, maar ze blijft nog even staan.
Het is allemaal zo fokking zinloos. De wereld staan in brand en zelfs dat is een loze term geworden. Ze denkt aan het nieuwsbericht van gister en moet ondanks zichzelf grijnzen. Ze snapt de man met de paraplu wel. Voor zover ze dat kan begrijpen, hier in haar veilige bubbel. In een beweging, voor ze zich kan bedenken, draait ze de kraan naar de koude stand. Ademt langer uit dan in, ademt door de schrik heen, laat het effect van de kou toe. Draait dan de kraan uit. Ze dept haar gezicht droog, houdt de handdoek daar even, ademt door de stof heen. Voelt zich dan opeens opgejaagd, droogt zich verder af.
Met een paraplu kan je weinig echte schade aanbrengen, denkt ze. Hij schrok ongetwijfeld en het zal pijn gedaan hebben, dat hoor je in de video ook aan zijn uitroep. Maar werkelijke schade aanrichten met een paraplu, dat kan ze zich niet voorstellen. Niet meer dan een daad van verzet, uit frustratie, onmacht, om de zinloosheid van al het zinloze te onderstrepen.
Laatst zag ze die foto weer eens voorbij komen, van Yoko Ono en John Lennon in dat bed. Ze zou willen dat zij iemand was die iets deed. Of het nou met een paraplu is, of een pacifistische protestactie vanuit een bed. Zij ligt wakker en/maar doet niks.
Ze zou weer moeten mediteren, bedenkt ze terwijl ze haar sokken aantrekt. Het hielp haar om de ruis wat minder ruis te laten zijn. Of de ruis op afstand te houden. Er wel te laten zijn, maar niet opdringerig. Net als die stroom water op haar hoofd: een bubbel van rust.
Toch weet ze dat ze het mediteren niet weer gaat oppakken, niet nu. Het voelt egoïstisch om te verlangen naar rust in haar hoofd. Er zijn dingen die ertoe doen, haar gemoedsrust niet. Tenminste niet als het alleen haarzelf helpt. De holte in haar buik zeurt.
Eenmaal beneden trekt ze haar schoenen en jas aan, negeert haar hond die mee wil, pakt haar paraplu en stapt naar buiten.