Ik wil je bedanken.
Dat je me liet vertellen.
Dat je me liet huilen.
Dat je mijn hand vasthield alsof ik een vriendin was.
Of een dochter.
Dat je hebt geknikt.
Niet omdat knikken een makkelijke handeling is.
Maar omdat je me begreep.
Bedankt dat je mijn leven belangrijk genoeg vond.
Belangrijker dan het leven dat ik niet wilde.
Het leven dat in mij gestopt was.
Zonder mijn toestemming.
Zonder liefde.
Bedankt dat je niet hebt gedaan alsof het een makkelijke keuze was.
Dat was het niet.
Dat was het niet.
Dat was het niet.
Bedankt dat je me hebt voorbereid op de rauwe stilte.
Op het holle gevoel achter mijn navel.
Op wakker worden en spijt hebben.
Op dagenlang huilen.
Opgekruld onder een dekbed.
Ik dacht altijd dat verdriet iets beklemmends was.
Bedankt voor je verzet.
Tegen wetten van witte mannen.
Tegen teruggaan in de tijd.
Ik weet niet of ik het zou durven.
Hoewel je me meerdere malen dapper hebt genoemd.
Vrijheid zou natuurlijk geen goede daad mogen zijn.
Geen illegaal cadeau.
Dat je kan geven of krijgen.
En toch wil ik je bedanken.
Ik wou dat ik kon uitschreeuwen hoe dankbaar.
Maar wees niet bang.
Ik zal me stilhouden.
Ik zal deze brief niet eens versturen.
Ik zal hem niet eens schrijven.