De vrouwen met hun suède pumps of vuurrode lippenstift of jurkjes en panty’s en los haar. Of opgestoken haar.
De besprekingen, de arm licht op de andere arm, het voorover buigen, het knikken, het weglopen en niet omkijken. Het knoopje. Open. De oorbellen dansend bij elke stap. De glanzende verveling als een film over hun gezichten gelegd.
Boven de Theems cirkelt de brexit als een helikopter.
De mannen met hun gesteven pantalons en gestreken wangen. Niet teveel, en de das en de deur openhouden, after you, en de rij en de roltrap aan de rechterkant.
De leren schoenen, de kaak, de slanke vinger met trouwring of de dikke vinger die hulpeloos een menu aanwijst, de bril, zwart gerand, de lunchboxes, de kartonnen bekers koffie, het liggen slapen in het gras met het hoofd op de tas in een korte, verrukkelijke kreukeling, het verlangen dat klopt onder de colberts en opstijgt uit de boorden en het verdriet dat glanzend grijs is gekleurd.
De wolken, drijvend, de zon witgeel boven de rivier, de maan oranje van vervuiling. De vorken, de messen, de kleine en grotere lepels, de handige bakjes en pakjes, het plastic, de kapper en schoenpoetser, de krant en de glossy, het heimwee en de angst, gevangen in de druppel zweet langs het voorhoofd en het accent uit het oosten.
De winkels. Het geld dat rinkelt en tinkelt. De kaarten die glijden en strijden. De kassa’s die bliepen, de winkeljongens en meisjes die lachen hello madame, sir, thank you so much, de rekken, de vakken vol knapperig geluk en pastelkleurige verpakkingen. De baby’s. De moeders. Hun mannen. Hun banen die door de straten rollen. Het deinen van het water waarboven de brexit cirkelt als een schreeuwende meeuw. De borsten van ooit die bewegen in blouses. Later bestaat niet.
Wie zingt daar zo hoog? De vogel die van niets weet. De stem uit de speaker van het café. Het kind dat weerspiegeld wordt door de gebouwen. Wie zucht daar zo diep? De vrouw uit die film met dat penthouse. Ze vlijt zich op een kussen en ze zucht en zucht maar en het waait nu al weken.