Dat je mensen geen pijn mag doen, weet Desi best. De meester zegt: ‘Je weet dat het verkeerd was.’
Desi antwoordt: ‘Kan me niks schelen, ouwe zak.’
Zijn vrienden lachen achterin de klas.
Ze tellen de knikkers die hij ze heeft gegeven.
Ze drinken de cola die ze van hun klasgenoten hebben afgepakt.
Een van hen heeft een honkbalknuppel in zijn hand. Voor straks, zegt hij. Op het plein. Om honkbal mee te spelen.
De meester zegt tegen Desi: ‘Je moet nablijven.’
Desi houdt zijn duim en wijsvinger in L-vorm voor zijn voorhoofd.
Hij zegt: ‘Je bent een sukkel. Ik doe wat ik wil. Ik ga gewoon naar huis vanmiddag.’
De meester loopt de klas uit. Hij komt terug met de bovenmeester.
Die zegt wat de meester ook zei. ‘Je moet nablijven, Desi. Twintig jaar. Dat is maar zestien maanden per slachtoffer. Je komt er nog best goed vanaf.’
Desi steekt zijn hand in zijn broekzak.
Hij laat zijn knipmes zien.
Het glinstert in de zon.
De bovenmeester heeft geen mes.
Hij draait zich om en gaat maar weer naar zijn kantoor.
Over welk nieuws gaat dit?