‘Eigenlijk ben je gewoon te lief voor me,’ had ze gezegd.
Tjeerd had zijn handen voor zijn gezicht geslagen en gehuild. Zeven jaar lang had hij alles voor Simone gedaan en ze was er blij mee geweest. ‘Je bent anders dan andere mannen’ had ze steeds gezegd. Nu beëindigde Simone de relatie met een pleidooi voor tegengas.
‘Als ik ’s nachts dorst heb, sta jij op uit bed om water voor me te pakken,’ zei ze.
Tjeerd snapte het probleem niet.
De nacht na het gesprek met Simone sliep Tjeerd nauwelijks. Hij was diep bedroefd naar bed gegaan, maar des te langer hij nadacht over de situatie, des te bozer hij werd. Toen hij ’s ochtends zijn brood smeerde en zijn kat zijn enkels kopjes gaf, reageerde Tjeerd chagrijnig.
‘Nu even niet Mimpi,’ zei hij. Dat had hij nog nooit gezegd.
Alles kostte Tjeerd die dag veel moeite. Hij ging te laat de deur uit en iedereen leek hem op weg naar zijn werk moedwillig dwars te zitten: de automobilist die tot twee keer toe niet merkte dat het stoplicht op groen stond, de linksrijders en de trage bestuurders op de snelweg. Tjeerd begon begrip te krijgen voor bumperklevers, maar deed zijn best rustig te blijven rijden.
Tjeerd was een half uur te laat op zijn werk. Hij besloot de lift te nemen naar zijn bureau op de vierde verdieping. Eigenlijk had niemand een vaste werkplek sinds zijn werkgever jaren geleden besloot dat het bedrijf gebaat zou zijn bij flexwerkplekken, maar na een paar maanden hadden de meeste medewerkers vaste werkplekken weten te veroveren in de kantoortuin.
De lift moest van boven komen en stopte op weg naar beneden op bijna elke verdieping.
Veertig minuten later dan de bedoeling was kwam Tjeerd aan bij zijn bureau. Er zat een blonde vrouw met een laptop en oordoppen. Tjeerd had haar niet eerder gezien. Hij tikte haar op haar schouder.
‘Sorry,’ zei hij. ‘Je zit op mijn plek.’
‘Dit zijn toch flexplekken?’ zei de vrouw.
‘Ja,’ zei Tjeerd. ‘Sorry.’
De vrouw haalde haar schouders op, deed haar oordoppen in en typte verder.
Tjeerd keek hulpeloos naar Willem, die altijd naast hem zat.
‘Ze is nieuw,’ zei Willem. ‘Ik leg haar straks wel uit hoe het hier werkt.’
Tjeerd draaide zich om. Op weg naar de uitgang kwam hij zijn leidinggevende tegen.
‘Ik ben ziek,’ zei hij. ‘Ik ga naar huis.’
‘Wat vervelend,’ zei ze. ‘Wil je thuis je mail nog even bekijken? Ik heb heb morgen cijfers nodig en ik weet dat je het al druk hebt, maar het zou fijn zijn als je er vandaag toch nog naar kijkt.’
‘Is goed,’ zei Tjeerd.
‘Beterschap,’ zei zijn baas.
Tjeerd voelde zich onrustig en besloot een stuk te lopen voordat hij weer in zijn auto stapte. De woorden van Simone bleven in zijn hoofd spoken. Hij was te lief geweest. Wat had hij anders moeten doen?
Tjeerd bleef stilstaan bij een poster in een abri. Hij schrok van de pijn die door zijn arm trok toen hij met zijn vuist tegen het glas sloeg. Daarna pakte hij een steen en en sloeg het glas met een paar flinke klappen kapot.