Eric Carle, de schrijver van Rupsje Nooitgenoeg, is deze week op 91-jarige leeftijd overleden. Daarom, ter ere van hem, een verhaaltje in de stijl van de rups die niet nooit genoeg had.
Boortje Nooitgenoeg
Op een nacht stond er, in het maanlicht, een fabriek in het bos. En toen op een mooie zondagmorgen de zon stralend en warm opging, kroop uit deze fabriek een hongerig boortje. Het boortje hufte en pufte en ging op weg om olie te zoeken.
Op maandag boorde hij zich dwars door de bomen heen, maar genoeg had hij nog niet.
Op dinsdag boorde hij zich dwars door de planten heen, maar genoeg had hij nog altijd niet.
Op woensdag boorde hij zich dwars door het gras heen, maar genoeg had hij nog altijd niet.
Op donderdag boorde hij zich dwars door de bodem heen, maar genoeg had hij nog altijd niet.
Op vrijdag boorde hij zich dwars door de fossielen heen, maar genoeg had hij nog altijd niet.
Op zaterdag boorde hij zich dwars door een zee, een stuk ijs, een vissersbootje, een dorpje, een poolkap, een dier, een regenwoud.
Het boren maakte een ontzettend hard lawaai.
‘Wat een teringherrie’, zei de beer.
‘Wat een stank’, jammerde de uil.
De volgende dag was weer een zondag. Het boortje begon weer door alles heen te boren. Hij was ook niet meer klein. Hij was een gigantische dikke boor geworden, met grote mechanische draai schijven, lekkende olie, CEO’s, bonus op bonus, zwaar vervuilende rookwolken en natuurlijk ontzettend veel value voor shareholders. Niemand vond het boortje nog leuk. Maar Boortje Nooitgenoeg maakte het geen reet uit. Boortje Nooitgenoeg had gewoon nog honger. En belangrijke shareholders, natuurlijk.
Gelukkig waren daar de helden van het verhaal: Mevrouwtje Milieudefensie en haar Vrolijke Vrienden.
‘Het is genoeg, Boortje Nooitgenoeg!’ riepen ze.
Ze spanden een rechtszaak aan bij de Grote Vriendelijke Rechter. En tegen alle verwachtingen in, wonnen ze die.
Het boortje sputterde nog tegen. ‘Ik doe al genoeg’, boerde hij, maar het had geen zin meer. Hij moest een huisje om zich heen bouwen, dat een cocon genoemd wordt.
Daar bleef hij tot 2030 zitten.
Toen knabbelde hij een gat in de cocon, krabbelde naar buiten en….. was een wonderschone vlinder geworden!