Gewoon even naar je kijken. Hoe je wakker wordt, je armpjes uitstrekt. Het trappelen van je beentjes. Hoe je van één voet een sok aftrekt en deze met een boogje het bed uitwerpt. Gewoon even naar je luisteren. Je ooo’s en aaa’s. Hoe je zachtjes zingt en je bed begint te kraken als je je ophijst en aan je ochtenddans begint. Het zingen dat overgaat in huilen als het te lang, veel te lang, duurt voordat je vader de kamer in komt om je mee te nemen naar beneden, naar het beginnen van de dag.
Het is niet alsof ik een speaker heb ingebouwd. Alsof ik je vieze woordjes influister, of mijn gedachtes deel over de wereld en de dingen. Nee. En je aanraken via het zachte pluis, dat kan ik ook niet. Ik kijk, ik luister, ik ontvang. Als de stille getuige van jouw jonge leven.
Jij had niet iedereen kunnen zijn. Zo moet je niet denken, in termen van willekeurigheid. Bobby heb ik speciaal ontworpen voor jou. Om dichter bij jou te kunnen zijn. Een jaar heb ik nagedacht over of Bobby een hond of een beer zou moeten zijn. Maanden over de kleur en de structuur van zijn vacht. Weken over het juiste moment dat ik Bobby aan je geven kon. Dagen over of je het wel leuk zou vinden. Uren over of ik niet gek was.
Maar gek, ben ik alleen op jou.