Het gebeurde in een trein. Gewoon, zomaar, ergens tussen Lelystad en Zwolle. De conducteur deed sjokkend zijn rondje. Zonder op te kijken legde hij de aangeboden ov-kaarten op zijn scanner.
‘Vervoersbewijs alstublieft’ mompelde hij ritmisch. De sfeer in de trein was als de lucht buiten: grijs en grauw. Maar toen hij de volgende kaart op zijn apparaat legde, zag hij in zijn ooghoek ineens een straal van licht schijnen. Het kwam van een vrouw vandaan, die in haar eentje in een vierzitter zat. De vrouw was van een onbestemde leeftijd. Ze kon twintig zijn, of tachtig, hij wist het echt niet. De conducteur keek haar aandachtig aan, alsof hij betoverd was. Er was iets met deze vrouw. Iets dat hem deed denken aan vroeger. En toen zag hij het. De vrouw droeg geen kapje. Het stralende licht kwam van haar mond. De conducteur kon zich niet eens meer herinneren wanneer hij voor het laatst een vreemde mond had gezien. En nu lag het daar opeens, zo open en bloot.
‘U wilde mijn kaartje zien?’ vroeg de vrouw met de mond.
Het was niet zomaar een mond. Die mond die deed iets geks. De uiteinden krulden naar boven.
‘Gaat het wel?’, vroeg de mond.
De trein raasde door, terwijl de conducteur probeerde te begrijpen wat er gebeurde. En opeens besefte hij het. Een glimlach. De vrouw glimlachte. De conducteur was wel iets gewend. Hij werd vaak bespuugd, of uitgescholden. Maar hier was hij niet op voorbereid.
‘Een mond!’ riep hij in paniek door zijn portofoon, ‘een glimlach!’
De conducteur greep naar het busje pepperspray in zijn zak. Hij stond op het punt om die te gebruiken, totdat hij vanachter weer een lichtstraal zag. Het licht scheen nu door de hele coupé. Een voor een deden de reizigers hun kapje af. De trein vulde zich met blote monden.
De conducteur verlegde zijn hand van de pepperspray naar zijn hoofd. Zijn handen trilden. Voorzichtig zette hij de touwtjes van zijn oren. Het was even wennen, maar het voelde goed. Hij stak voorzichtig zijn tong uit en smakte wat. Met alle kracht die hij in zich had, krulde hij zijn mondhoeken omhoog. Door het raam zag hij de zon achter de wolken vandaan komen. Hij pakte de kaart van de vrouw en legde die op de scanner.
‘Dankuwel. Helemaal in orde. Fijne reis, mevrouw’, glimlachte hij.
‘U ook, meneer’, glimlachte de vrouw terug.