ik sta in de regelmaat van mijn werkritme op kweek
en noem het met tegenzin een soort hartslag
mijn collega zegt: misschien hebben we ooit allemaal kunstmatige ingewanden
geen migraines meer, gewoon even
het stof van je brein blazen
ze glimlacht en het littekentje op haar onderlip kleurt van roze naar wit en ik ben er verliefd op
op de rode vlekken rond haar neusvleugels die ze met foundation bedekt
op het openkrabde mee-eterkorstje op haar rechterslaap
haar opgezette geknapte bloedvatengevulde katerogen
hartritmestoornis! of nee, sorry, we doen een digitale cursus
ik maak een kunstmatige net-niet-mij en ze is mooier dan ik ooit zal zijn
ik maak een kunstmatige net-niet-mij en ze is eeuwiger dan ik ooit zal zijn
zij viel nooit op vijfjarige leeftijd van een schommel en haalde haar knieën nooit open aan de ruwe stoep en verpeste nooit haar nieuwe jeans en had nooit een boze moeder
zij werd nooit voor het eerst ongesteld in witte gymshorts die de school verplichtte
zij keek nooit verwonderd en dronken naar haar te dunne bloed dat om half drie ’s nachts de straat op vloeide ergens ver van haar vrienden die in een hete mensenmassa hun hoofd traag dansten
ik houd steeds meer van deze digitale mummie en op een ander tabblad leg ik eindeloos zwachtels in mijn winkelmandje
mijn lippen kauw ik aan stukken met iets scheve tanden
teveel zout is slecht voor je nieren maar
ik bloed dus ik leef ik bloed dus ik leef ik bloed dus ik leef