Als kind was ik ervan overtuigd dat we in 2020 zouden zweven boven de steden. In een eivormige cabine met propeller. Mijn toekomst was een ontwerp van Willie Wortel, vol vliegende kantoren en buigzame autobanen. Elk logistiek probleem kende een grootse oplossing door wetenschappers met oranje snavels, in hun hand een dampende erlenmeyer. Dat wij voor onze rust vakanties naar andere planeten zouden boeken, was vanzelfsprekend.
Toen ik een tijdje in Maarssen woonde, ving ik soms een glimp op van die toekomst. Zelf woonde ik in de zeventiende eeuw, maar wanneer ik richting de trein moest, fietste ik altijd over de brug van de toekomst. Een grote witte brug over een ijskoud kanaal, met daaraan een flat met mensen die blij waren dat ze niet in dat ijskoude kanaal lagen. Aan de zijkant van de brug stak een metalen torentje uit, met één witte, sloom draaiende wiek. Zoals de wiek van een windmolen, maar dan horizontaal. Ik had geen idee waar dat ding voor bedoeld was, maar vertrouwde het volledig. Ik wist dat ik gelukkiger zou zijn in een wereld waarin machines zoemen en draaien buiten mijn begrip om. Het was een knipoog van Willie Wortel. Hij ging het regelen.
Toen ik ouder werd en een ziel kreeg, maakte dat tovergeloof plaats voor een minder magisch, maar groen toekomstbeeld. We zouden over een paar jaar allemaal in elektrische auto’s en waterstofauto’s rijden. De techniek was er, we moesten alleen de grote industriëlen vertellen dat we dit echt wilden: schone auto’s over natuurlijk afbreekbare wegen, met langs de kant gezonde, lachende bomen. Bovendien waren we geen babyboomers, we hadden dus geen last van het auto-is-vrijheid-syndroom. Wij pakten de trein wel! Of we reserveerden de wijkauto. Een gedeelde economie is een hele economie, zei ik altijd.
Inmiddels is het 2020 en ik moet mijn oude toekomsten ernstig bijstellen. Vandaag heb ik geluk: het is zondagochtend en relatief rustig op de weg. Ik reed van de Catherijnesingel naar de Amsterdamsestraatweg in slechts 55 minuten. Je moet gewoon op de juiste momenten vertrekken; soms is het echt nog wel sneller dan lopen. Ergens moeten ze zijn: de Willie Wortels en de klimaatactivisten. Maar wij hebben daar niks meer mee, dat vooruitgangsdenken. Lekker stilstaan in je eigen blik, dat is ook wel zo veilig, met al die vreemdelingen op straat. De raampjes laat ik dicht. Lucht inademen doe je buiten de stad.